Samenvatting H1

Welkom
Ga zitten volgens de plattegrond!
Trek je jas uit en pak een pen en een boek!
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Ga zitten volgens de plattegrond!
Trek je jas uit en pak een pen en een boek!

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
  • Herhaling H1 in een notendop
  • Oefenopdracht rente
  • Aan de slag met werkbladen
  • Volgende les werkbladen mee!

Slide 2 - Tekstslide

Leg uit wat het verschil is tussen inkomsten met tegenprestatie en inkomsten zonder tegenprestatie.

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een voorbeeld van inkomsten in natura

Slide 4 - Tekstslide

Leg uit wat het verschil is tussen vrij-besteedbare inkomsten en niet vrij-besteedbare inkomsten.

Slide 5 - Tekstslide



Werknemer (neemt werk)
  • De werkgever moet jou
      loon betalen voor je werk.
  • De werknemer moet op tijd
      komen om te werken.





Werkgever (geeft werk)
  • De werkgever moet de werknemer
      loon betalen voor het werk.
  • De werkgever moet ervan uit kunnen gaan dat de werknemer goed werk levert.
Werknemer en werkgever

Slide 6 - Tekstslide




  • Als werknemer heb je recht op geld.
     Dat heet loon.

  • Ben je jonger dan 23 jaar? Dan heb je recht
      op het minimumjeugdloon.

  • Ben je ouder dan 23 jaar? Dan heb je recht
      op het minimumloon.

  • Minimum(jeugd)loon betekent het
      minimale dat een bedrijf moet betalen.
Loon
Bron: UWV, 2022

Slide 7 - Tekstslide

  • Creditsaldo : Positief saldo -> je krijgt geld van de bank

  • Debetsaldo: Negatief saldo -> je moet de bank geld betalen
Credit / debet saldo

Slide 8 - Tekstslide

  • Ruilmiddel:       ruilen voor een product dat je wilt hebben

  • Rekenmiddel:   voor de vergelijking van prijzen

  • Spaarmiddel:    je gebruikt het niet direct, maar legt het opzij.
Functies van geld

Slide 9 - Tekstslide

  • Sparen voor een grote uitgave

  • Sparen voor een onverwachte 
      uitgave

  • Sparen voor de rente
Waarom sparen mensen?

Slide 10 - Tekstslide

Sparen levert rente (interest) op. 
Rente is een beloning voor het sparen. 

De hoogte van de beloning (rente) is afhankelijk van:
  • het rentepercentage.
  • de hoogte van het spaarbedrag.
  • hoelang je al geld hebt staan op je spaarrekening.
Wat levert sparen op?

Slide 11 - Tekstslide



Spaarrekening
  • Geen vast rentepercentage
  • Geen vaste looptijd
  • Opnemen en storten is
      altijd mogelijk
  • Eventueel bonusrente


Spaardeposito
  • Vast rentepercentage
  • Vaste looptijd
  • Opnemen en storten tijdens
     de looptijd niet mogelijk        
Spaarvormen
Flexibel!
Je kan altijd bij je geld!
Niet flexibel!
Je kan pas bij je geld na de looptijd!

Slide 12 - Tekstslide

Vraag
Je hebt € 1.000,- op je spaarrekening staan. Je krijgt 4% rente van de bank. Hoeveel euro rente krijg je aan het eind van jaar 1?


Verdiepende vraag: Hoeveel rente krijg je na 7 maanden?

Slide 13 - Tekstslide

rente
Je hebt € 1.000,- op je spaarrekening staan. Je krijgt 4% rente van de bank. Hoeveel euro rente krijg je aan het eind van jaar 1? 

  • Stap 1: Reken 1% uit!
    Spaarbedrag : 100 =  Uitkomst (1%)
  • Stap 2: Vermenigvuldig met het gegeven rentepercentage 
  • Uitkomst stap 1 x rentepercentage =  rentebedrag
  • Oplossing
  • € 1.000 / 100 x 4% = € 40,-
ANTWOORDEN

Slide 14 - Tekstslide

Verdiepende vraag
€ 40 : 12 x 7 = € 23, 33333333
Waar ronden wij dit op af?

Slide 15 - Tekstslide

Soorten inkomsten
Inkomen uit arbeid en bezit lever je een tegenprestatie voor. Voor een inkomensoverdracht lever je geen tegenprestatie.

Slide 16 - Tekstslide

Wie zou een reden hiervoor kunnen geven?
Waarom verdient niet iedereen hetzelfde?

Slide 17 - Tekstslide

Inkomensverschillen ontstaan door:
  • Langer werken en onregelmatig werken ➡️ meer loon
  • Gevaarlijk werk ➡️ meer loon
  • Hogere opleiding ➡️ meer loon
  • Uitzonderlijk werk (Sporter, acteur) ➡️ meer loon
  • Meer ervaring ➡️ meer loon
  • Hogere leeftijd ➡️ meer loon
Waarom verdient niet iedereen hetzelfde?

Slide 18 - Tekstslide

Inkomsten periodes
Inkomsten en uitgaven kunnen per periode van een:
  • Week
  • Maand
  • Kwartaal (3 maanden)
  • Jaar

Slide 19 - Tekstslide

Inkomsten omrekenen
Inkomsten van maand naar jaar = maandinkomen x 12

Inkomsten van week naar jaar = weekinkomen x 52

Inkomsten van jaar naar maand = jaarinkomen : 12

Inkomsten van jaar naar week = jaarinkomen : 52

Slide 20 - Tekstslide

Inkomsten omrekenen deel 2
Inkomsten van maand naar week =
maand --> jaar --> week.

Maandinkomen x 12 = jaarinkomen.
Jaarinkomen : 52 = weekinkomen.

Slide 21 - Tekstslide

Rekenvoorbeeld
Carlos krijgt €4,50 zakgeld per week. Fiona krijgt €17,50 per maand. Wie krijgt meer zakgeld?

2-3 minuten krijgen jullie de tijd om dit te berekenen. 

Slide 22 - Tekstslide

Rekenvoorbeeld
Carlos krijgt €4,50 zakgeld per week. Fiona krijgt €17,50 per maand. Wie krijgt meer zakgeld?

€4,50 x 52 = €234 per jaar. €234 : 12 = €19,50 per maand. Dus Carlos (€19,50 per maand) verdient meer dan Fiona (€17,50 per maand).
Of:
€17,50 x 12 = €210 per jaar. €210 : 52 = €4,04 per week. Dus Carlos (€4,50 per week) verdient meer dan Fiona (€4,04 per week)

Slide 23 - Tekstslide

Aan de slag
Ik deel de werkbladen uit! 
Wij gaan 5 minuten in stilte werken! 
Daarna mag je overleggen op fluistertoon met jouw buurman/buurvrouw.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide