3m 1.3

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we vandaag doen?
  • Huiswerk
  • Leerdoelen
  • Uitleg 1.3
  • Opdrachten
  • Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Is het gelukt?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Wat ga je leren? ...
  • hoe je conclusies kunt trekken uit een begroting;
  • welke drie soorten inkomens er zijn;
  • hoe je gezinsuitgaven in drie groepen kunt indelen;
  • hoe je bedrage kunt omrekenen van maand naar week en omgekeerd;
  • hoe je een reservering kunt berekenen.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel procent is het?
  • Is €30 korting veel? Op €900 en €75? 

Om procenten te berekenen gebruik je de formule:



Kun je dit ook voor €900 doen?


deel: €30
geheel: €75
dus: 30 : 75 x 100 = 40%

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Heb je grip op je geld?
Nibud (Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting) = geeft advies over hoe je met geld kunt omgaan.

Budgetteren = het op elkaar afstemmen van je inkomsten en uitgaven.

Begroting = overzicht van je verwachte inkomsten en uitgaven.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschillende soorten inkomens
Uit arbeid
Beloning voor werk

- In dienst (loon of salaris)
- Eigen bedrijf (winst)
Overdrachts-inkomen
Zonder tegen-
prestatie

- Uitkeringen (AOW, kinderbijslag etc.)
- Kleed- en/of zakgeld
Uit bezit
Geld uit bezittingen

- Verhuur vakantiehuis
- Rente op spaargeld

Slide 8 - Tekstslide

inkomen in natura = beloning in de vorm van een goed of dienst.
Waar gaat je geld naartoe?

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschillende soorten uitgaven
  • Dagelijkse uitgaven (of huishoudelijke uitgaven) = alledaagse uitgaven.
  • Vaste lasten = de uitgaven die je met een vaste
    regelmaat moet betalen.
  • Incidentele uitgaven = grote uitgaven, niet vaak
    en zonder vaste regelmaat.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Van week naar maand en andersom
1 jaar heeft :




Reken eerst alles naar een jaar. Daarna naar de periode die je wilt weten.

Je betaalt €39 per maand voor de sportschool. Hoeveel is dat per week?
Maanden  ->     12
Kwartalen ->     4
Weken       ->     52
Dagen        ->    365

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geld opzijzetten
Reserveren = geld opzij zetten zodat je later bepaalde uitgaven kunt maken.

Reservering per maand = benodigd bedrag : aantal maanden

Je wilt over een jaar een nieuwe telefoon van €760 kopen. Van je ouders krijg je €100. Hoeveel moet je per maand reserveren?

             
            

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Maak de opdrachten: 
Paragraaf 1.2  -> opdracht 11
Paragraaf 1.3  -> opdracht 3 t/m 10 

Niet af? Huiswerk

Klaar? Maak de herhalingsopdrachten van 1.1, 1.2, 1.3 (blz. 28)
Meer uitdaging? Maak de plusopdrachten van 1.1, 1.2, 1.3 (blz. 30)

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Je hebt geleerd ...
  • hoe je conclusies kunt trekken uit een begroting;
  • welke drie soorten inkomens er zijn;
  • hoe je gezinsuitgaven in drie groepen kunt indelen;
  • hoe je bedrage kunt omrekenen van maand naar week en omgekeerd;
  • hoe je een reservering kunt berekenen.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies