Herhaling Literatuur: bouwstenen van een verhaal

Herhaling Literatuur: bouwstenen van een verhaal

  • Het thema van het verhaal onderzoeken.
  • De tijd en ruimte van een verhaal bepalen.
  • De soorten personages identificeren.
  • Een spanningslijn in een verhaal onderzoeken
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhaling Literatuur: bouwstenen van een verhaal

  • Het thema van het verhaal onderzoeken.
  • De tijd en ruimte van een verhaal bepalen.
  • De soorten personages identificeren.
  • Een spanningslijn in een verhaal onderzoeken

Slide 1 - Tekstslide

Lees het fragment uit Jij en ik
van Niccolò Ammaniti

Slide 2 - Tekstslide

Spreekt het verhaal jou aan? Antwoord met een argument.

Slide 3 - Open vraag

Het thema
= het centrale probleem of het onderwerp van het verhaal in de kortst mogelijke omschrijving. Je formuleert het in een woord of kernzin.

Bekende thema's zijn: groei naar volwassenheid, rijk versus arm, de dood, eenzaamheid, de strijd tussen goed en kwaad, vriendschap, hoe liefde angst overwint, generatieconflict ....

Slide 4 - Tekstslide

Omschrijf in 1 woord het centrale thema van dit fragment.

Slide 5 - Woordweb

Welke woorden en/of zinnen leiden je naar het centrale onderwerp?

Slide 6 - Woordweb

Personages
Protagonist =
  • Meestal wordt de protagonist voor een probleem geplaatst dat hij/zij moet oplossen. Hij/zij is het belangrijkste figuur of hoofdfiguur. Rond hem/haar draait heel het gebeuren.
Antagonist =
  •  De tegenspeler heeft een belangrijke invloed op het hoofdfiguur en dus op de gebeurtenissen. Dikwijls is hij/zij de directe aanleiding tot een crisis.

Slide 7 - Tekstslide

Personages
Nevenfiguur = 
  •  Zij kunnen een verschillende rol spelen; zij zijn de helpers of tegenstanders van het hoofdpersonage. Over hen kom je minder te weten. Ze hebben vaak 1 of 2 duidelijke karaktertrekken.

Figurant = 
  • De personen bevolken de achtergrond en zijn niet echt belangrijk voor het verhaal.

Slide 8 - Tekstslide

Personages
Vol karakter =
  •  In sommige verhalen leer je personages goed kennen. Zij lijken wel echte mensen met verschillende karaktertrekken. Net als echte mensen maken ze een evolutie door.
Vlak karakter = 
  • De personen zijn stereotiep (vast en onveranderlijk). ze hebben meestal 1 duidelijke karaktertrek.

Slide 9 - Tekstslide

Welke foto past het best bij jouw beeld van de moeder? 
A                             B                        C

Slide 10 - Tekstslide

Omschrijf het karakter van Lorenzo in enkele kernwoorden.

Slide 11 - Woordweb

Is Lorenzo een vlak of een vol personage?
vlak
vol

Slide 12 - Poll

Waarom?

Slide 13 - Tekstslide

protagonist
antagonist
nevenfiguur
figurant
moeder
Alessia
Lorenzo
vader
oude kinder-meid

Slide 14 - Sleepvraag

Tijd
Historische tijd =
  • de tijdsperiode waarin een verhaal zich afspeelt.
Vertelde tijd
  • de tijd die tussen het begin en het einde van een verhaal loopt.
Verteltijd
  • de tijd die nodig is om het verhaal te lezen of te vertellen. (minuten of bladzijden)

Slide 15 - Tekstslide

Tijdsvolgorde
  • Chronologisch en niet-chronologisch (De volgorde van gebeurtenissen)

  • Flashback en flashforward (Het verhaal wordt onderbroken naar vroeger of naar de toekomst)

  • Terugwijzing en vooruitwijzing (herinnering of een korte opmerking van de verteller die weet wat het personage te wachten staat)

Slide 16 - Tekstslide

Ga op zoek in de de tekst
  1. Situeer het fragment in de tijd
  2. Zoek het moment waar de flashback start.
  3. Geef een voorbeeld van een vooruitwijzing.
  4. Hoelang zijn de verteltijd en de vertelde tijd?
timer
10:00

Slide 17 - Tekstslide

Ruimte
geografische ruimte
  • De plaats waar de gebeurtenissen on het verhaal zich afspelen.
sfeerscheppende ruimte
  • de beschrijving van de ruimte (gebouwen, mensen , landschap ...) kan een weergave hebben op de stemming in het verhaal.

Slide 18 - Tekstslide

Beschrijf de sfeerscheppende ruimte, de kelder waar Lorenzo verblijft?

Slide 19 - Woordweb

Wat is de geografische ruimte van het verhaal?

Slide 20 - Tekstslide

Oefening

Slide 21 - Tekstslide