Taalverzorging grammatica

De Brug - Grammatica
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

De Brug - Grammatica

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
Voorlezen uit het boek 54 minuten
Uitleg werkwoord, persoonsvorm en onderwerp
Opdrachten maken
Opdrachten nakijken 

Slide 2 - Tekstslide

54 minuten

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van de les weet je wat een werkwoord is.
Aan het eind van de les weet je wat de persoonsvorm is.
Aan het eind van de les weet je wat het onderwerp is.

Slide 4 - Tekstslide

werkwoorden

Slide 5 - Woordweb

Werkwoorden
Een werkwoord is een woordsoort.
In een zin staat ten minste één werkwoord.
Er zijn ook zinnen met meer dan één werkwoord.

Een werkwoord zegt wat iets of iemand doet, wat iets of iemand overkomt of  wat er is gebeurd.


Slide 6 - Tekstslide

Werkwoorden
ik spring
jij springt
wij springen
ik wandel
jij wandelt
wij wandelen
ik slaap
jij slaapt
wij slapen
ik bloem
jij bloemt
wij bloemen
ik doos
jij doost
wij dozen

Slide 7 - Tekstslide

Sleep de woorden naar de juiste plaats
geen werkwoord
werkwoord
drinken
paarden
bijten
stoelen
dingen
plakken

Slide 8 - Sleepvraag

Wat is het werkwoord in onderstaande zin?

Pieter haalt drinken in de supermarkt.
A
Pieter
B
haalt
C
drinken
D
supermarkt

Slide 9 - Quizvraag

Hoeveel werkwoorden staan er in deze zin?

Kleine kinderen hebben kunnen wennen op school.

A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het werkwoord in onderstaande zin?

Wij werken graag thuis op de computer.
A
wij
B
werken
C
graag
D
computer

Slide 11 - Quizvraag

Persoonsvorm
  • De zin vragend te maken.
    Het eerste woord is de persoonsvorm.
Ik mag mijn jas aantrekken. 
Mag ik mijn jas aantrekken?

  • De zin in een andere tijd te zetten. 
    Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.
Jullie werken hard tijdens de les.
Jullie werkten hard tijdens de les.

Slide 12 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm?
Niemand kan nog zonder een mobieltje.

Slide 13 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm?
Veel mensen storen zich aan die telefoons.

Slide 14 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm?
Ze vinden een telefoongesprek niet altijd gepast.

Slide 15 - Open vraag

Onderwerp
Wie of wat iets doet in de zin.

Zo vind je het onderwerp in de zin:
  1. Zoek de persoonsvorm in de zin
  2. Vraag: wie (of wat) + persoonsvorm

Slide 16 - Tekstslide

Onderwerp
Sam koopt straks een pizza.

  1. persoonsvorm: koopt
  2. onderwerp: Sam

Slide 17 - Tekstslide

Noteer persoonsvorm en onderwerp

In Duitsland wilde een boer het bos inrijden.

Slide 18 - Open vraag

Noteer persoonsvorm en onderwerp

Hij maakte een verkeerde beweging met zijn tractor.

Slide 19 - Open vraag

Noteer persoonsvorm en onderwerp

De lading mest viel uit de kantelende tractor.

Slide 20 - Open vraag

Aan de slag
Opdrachten Taalverzorging grammatica

Slide 21 - Tekstslide