8.4 voortgezette assimilatie

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Plaats hier de foto van je resultaten van het practicum. (buisjes of tabel)

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de conclusie van het onderzoek?
1) lees je vraag terug
2) geef antwoord op basis van jullie gegevens
3) herhaal de vraag in het antwoord

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

leerdoel 8.3
8.3
* je kunt de fotosynthese beschrijven





En... je weet wat er over in de BINAS staat!

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1) Ik kan fotosynthese beschrijven.

2) Ik weet wat er in de BINAS te vinden is
over fotosynthese.
A
1
B
2
C
1 en 2
D
beiden nog niet

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke stof ontstaat of welke stoffen ontstaan bij de fotosynthese?
A
Bij de fotosynthese ontstaat alleen glucose.
B
Bij de fotosynthese ontstaan glucose en koolstofdioxide.
C
Bij de fotosynthese ontstaan glucose en zuurstof.
D
Bij de fotosynthese ontstaan water, koolstofdioxide en glucose.

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leg het verband uit tussen het absorptiespectrum en de naam ‘bladgroen’.

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Drie potten bevatten water en een tak waterpest. Pot 1 staat onder een oranje lamp, pot 2 onder een violette lamp en pot 3 onder een groene lamp.
In welke pot is de fotosyntheseactiviteit het hoogst?
A
1
B
2
C
3

Slide 9 - Quizvraag

De fotosyntheseactiviteit is het hoogst in pot 2. Deze kleur (violet) wordt door bladgroen het meest geabsorbeerd.
Drie potten bevatten water en een tak waterpest. Pot 1 staat onder een oranje lamp, pot 2 onder een violette lamp en pot 3 onder een groene lamp.
In welke pot verbruikt de tak waterpest de kleinste hoeveelheid koolstofdioxide?
A
1
B
2
C
3

Slide 10 - Quizvraag

De fotosyntheseactiviteit is het hoogst in pot 2. Deze kleur (violet) wordt door bladgroen het meest geabsorbeerd.
LEERDOELEN

8.4
1 * je kunt de voortgezette assimilatie beschrijven:
            *a je kent de vorm en functie van koolhydraten 
            *b je kent de vorm en functie van eiwitten
            *c je kent de vorm en functie van vetten

Ga nu aan de slag met de opdrachten van 8.4: 35 t/m 43.



LET OP: AAN HET EINDE VAN HET HOOFDSTUK DOE IK EEN CHECK!
Per paragraaf minstens de inzichtvragen gemaakt + nagekeken!! 
ONLINE met klassencode = 703169

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1 * je kunt de voortgezette assimilatie beschrijven:
*a je kent de vorm en functie van koolhydraten
*b je kent de vorm en functie van eiwitten
*c je kent de vorm en functie van vetten

Slide 12 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

en dan nu...
NOTEER IN JE AGENDA!
Niet gemaakt = 16:30 melden in D1
HUISWERK 
1) Kijk het filmpje van Biologie met Joost | Havo5 | Stofwisseling in de cel | Paragraaf 5 DISSIMILATIELink op ELO/Magister.
2) Werk de bijbehorende vragen (zie ELO/Magister) uit in je schrift. 
3) Maandag bij binnenkomst laten zien!

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voortgezette assimilatie
* vorming van organische moleculen uit glucose
* hiervoor is ATP nodig 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

bouw koolhydraten: 
noem van elke soort een voorbeeld!

Slide 16 - Tekstslide

Een monosacharide bevat 5 of 6 C-atomen. Door een OH-groep is de monosacharide goed oplosbaar. Opgelost kan het molecuul als ring of als keten voorkomen. In een ring worden de C-atomen genummerd. C1 en C5 binden zodat een ring ontstaat.
Bij de koppeling van 2 monosachariden tot 1 disacharide komt water vrij, dit heet een condensatiereactie, water is nl een klein molecuul.
Polymerisatie is het koppelen van veel glucosemoleculen aan elkaar. Bij zetmeel wordt een spiraal gevormd. Zetmeel heet ook wel amylose.
polysachariden
10.000.000.000.000.000.000=
10 quintillioen

Slide 17 - Tekstslide

Chitine is een polysacharide (ontdekt door Henri Braconnot in 1811), die voorkomt als bouwstof in de celwanden van schimmels en in het exoskelet van geleedpotigen, zoals insecten, kreeftachtigen en spinnen, waarbij het zorgt voor de stevigheid, ook van de pantsers. Chitine is, na cellulose, de meest voorkomende biopolymeer op aarde.
Chemisch gezien is chitine vergelijkbaar met cellulose. Bij chitine is de C-2 OH-groep in de glucosemonomeer vervangen door een aceetamidegroep. Chitine is de β-1,4-polymeer van N-acetylglucosamine. Net als cellulose is chitine erg sterk.
bouw eiwit bij autotrofen
*planten kunnen uit glucose 
en nitraat eiwit maken

*soms ook sulfaat nodig
(kijk in Binas!)

*nitraat en sulfaat via 
wortels opgenomen


Slide 18 - Tekstslide

Once the plant has a pool of ammonia to work with, the next phase is synthesis of amino acids.
It is helpful to think of an amino acid as being composed of a carbon skeleton plus nitrogen(s). Metabolism of glucose can form all the carbon skeletons. One of the key carbon skeletons is alpha ketoglutarate.
The entry point for nitrogen is reductive amination of alpha-ketoglutarate to form glutamate:
alpha-ketoglutarate + NH4+ + NADPH → glutamate + NADP+
The side chain of alpha keto glutarate can be amidated to from the other key nitrogen carrier, glutamine. The enzyme is glutamine synthetase:
glutamate + ATP + NH4+ → glutamine + ADP
Nitrogen can then be transferred from glutamate and glutamine to other carbon skeletons that need nitrogen, and in this way all the amino acids can be synthesized. One common reaction is transamination. For example, alanine can be synthesized from pyruvate as follows:
glutamate + pyruvate <=> alpha ketoglutarate + alanine
With the pool of all 20 amino acids, proteins can be synthesized.
algemene formule aminozuur

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

twee aminozuren koppelen

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

typen structuur eiwitten

Slide 21 - Tekstslide

tertiaire structuur is het gevolg van bindingen tussen aminozuren, vooral cysteïne die onderling zwavelbruggen aangaan.
eiwitopbouw bij heterotrofen
*bouwstenen eiwitten zijn aminozuren
*aminozuren aanwezig door vertering 
eiwitten en opname in het bloed  
*hieruit worden andere aminozuren 
gemaakt 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

aminozuren verkrijgen
eiwitten opbouwen

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

eiwitopbouw bij heterotrofen
* niet alle aminozuren kunnen gebouwd worden 
* die moeten via het voedsel binnen komen: essentiële aminozuren

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

functie eiwit

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vetmolecuul: triglyceride

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

bruin: warmte maken (net als in spieren)
geel: energy storage
fosfolipide    opbouw van celmembraan
                        hydrofiele kop, hydrofobe staarten

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vetten
* worden ook wel lipiden genoemd
* mengen slecht met water: hydrofoob
* isolerende functie en reservebrandstof
* levert veel energie: 38,5 kJ per gram

- triglyceride, fosfolipide, steroïde hormoon

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


A
koolhydraat
B
vet
C
eiwit

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
koolhydraat
B
vet
C
eiwit

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De 'kop' van een fosfolipide is hydrofoob
A
Juist
B
Onjuist

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

36 b. Je hebt de formules van palmitinezuur en sacharose opgezocht. De energiedichtheid van vetten is groter dan die van koolhydraten. Geef hiervoor een verklaring.

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Planten kunnen uit alleen glucose wel andere koolhydraten en vetten vormen, maar geen eiwitten. Leg dat uit.

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

to do!
BS 4 "Voortgezette assimilatie" 
bestuderen en maken opdracht 30-46 
begrippenlijst maken



Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb jij deze les opgestoken?

Slide 39 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies