Blok 1 week 5 les 1

Het doel van deze les. 
Wat moet je weten?
Tijdens het lezen van een tekst stel je jezelf allerlei vragen.
Dat gebeurt vaak vanzelf. Je denkt bijvoorbeeld: Waar speelt het
verhaal zich af? Wat gaat er gebeuren? Over wie gaat het?
Als je het antwoord weet op zo’n vraag, begrijp je de tekst beter.
Veel vragen beginnen met de letter W of H: Wie, Wat, Waar, Wanneer,
Welke, Hoe en Waarom. Ze worden WH-vragen genoemd.
Vragen die beginnen met Wie, Wat, Waar, Wanneer of Welke zijn vaak
makkelijk. Je vindt de antwoorden in de tekst.
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
Basisschool

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Het doel van deze les. 
Wat moet je weten?
Tijdens het lezen van een tekst stel je jezelf allerlei vragen.
Dat gebeurt vaak vanzelf. Je denkt bijvoorbeeld: Waar speelt het
verhaal zich af? Wat gaat er gebeuren? Over wie gaat het?
Als je het antwoord weet op zo’n vraag, begrijp je de tekst beter.
Veel vragen beginnen met de letter W of H: Wie, Wat, Waar, Wanneer,
Welke, Hoe en Waarom. Ze worden WH-vragen genoemd.
Vragen die beginnen met Wie, Wat, Waar, Wanneer of Welke zijn vaak
makkelijk. Je vindt de antwoorden in de tekst.

Slide 1 - Tekstslide

Bekijk de teksten en de plaatjes maar lees de teksten nog niet.
Welke titel past het best achter het cijfer 3?

A
Wielen
B
Rijden
C
Op de weg
D
Vroeger

Slide 2 - Quizvraag

Waarom is dat het goede antwoord?
A
Omdat ik een auto op het plaatje zie.
B
Omdat het bij de andere titels past.
C
Omdat het over vroeger gaat.
D
Omdat er rollen boven staat.

Slide 3 - Quizvraag

Lees nu de drie alinea's. 
1. In en op het water.
De Boot
Een voertuig met wielen is ontzettend handig als je over de weg rijdt. Maar op het water kun je niet rijden. Wie een rivier wil oversteken op een plek waar geen brug is, heeft niet zoveel aan een auto of een fiets. Die blijven niet drijven!
Hout drijft wel op het water. Dat wisten de mensen zo'n 6000 jaar geleden ook al. In uitgeholde boomstammen voeren ze de rivier over. Zij waren de eerste uitvinders van de boot. 

Slide 4 - Tekstslide

2. In de Lucht
Net als een vogel.
Zou jij een keer net als een vogel door de lucht willen vliegen? Ja? Dan ben je niet de enige. Heel vroeger keken de mensen ook al naar vogels en insecten, die van de ene plek naar de andere vlogen. Dat wilden zij ook wel. Sommige mensen probeerden de vogels na te doen. Ze maakten met veren grote vleugels en bonden die aan hun armen. Ze sprongen omhoog en flapperden stevig met hun vleugels, maar vliegen konden ze niet. 
De Engelsman John Damian deed in 1507 een poging om te vliegen. Met vleugels van kippenveren sprong hij van een kasteelmuur in Schotland. Hij viel meteen als een baksteen nar beneden. Gelukkig overleefde hij de val. Damian hield aan zijn avontuur een gebroken been over èn stinkende kleren. Hij was namelijk midden in een mesthoop geland!

Slide 5 - Tekstslide

3.....................................
Rollen
De uitvinding van het wiel is heel belangrijk geweest.
Zonder wielen zouden er nu geen fietsen of auto's bestaan. Maar de auto zoals wij die kennen , waarbij niet een paard maar een motor ervoor zorgt dat het voertuig vooruitkomt, bestaat pas 150 jaar.  

Slide 6 - Tekstslide

Welk vervoermiddel hadden de mensen 6000 jaar geleden al?
A
voertuig
B
auto
C
fiets
D
roeiboot

Slide 7 - Quizvraag

Waarvan werd de eerste boot gemaakt?
A
Papier
B
Hout
C
ijzer
D
Plastic

Slide 8 - Quizvraag

Hoe probeerden de mensen vogels na te doen?
A
Ze maakten vleugels met veren.
B
Ze probeerden van een flat te springen.
C
Ze probeerden mooi te fluiten.
D
Ze bonden vleugels op hun rug.

Slide 9 - Quizvraag

Wie deed in 1507 een poging om te vliegen?
A
Damian John uit Schotland.
B
De Engelsman John Damian.
C
Een Engelsman die John heet.
D
John Damian de Engelsman.

Slide 10 - Quizvraag

Wat zorgde er voor dat een voertuig vooruit komt, voor dat de motor werd uitgevonden?
A
150 jaar.
B
Het wiel.
C
De fiets.
D
Een paard.

Slide 11 - Quizvraag

Hoe heten de vragen die je net steeds hebt beantwoord?
A
Quiz-vragen
B
Open vragen
C
ABCD-vragen
D
WH-vragen.

Slide 12 - Quizvraag

Waarom is het handig om bij een tekst w/h vragen te stellen?

Slide 13 - Open vraag

Opdracht!
Zoek nu zelf in de derde aliinea over wielen een w/h vraag op. Denk eraan: antwoord op je vraag moet in de tekst staan! 
Daarna gaan we de vragen aan elkaar stellen en antwoord geven. 

Slide 14 - Tekstslide