Das Perfekt

De voltooid tegenwoordige tijd 
Das Perfekt
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zit 43 slide, met interactieve quiz en tekstslide.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les

De voltooid tegenwoordige tijd 
Das Perfekt

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Een werkwoord is zwak als tijdens het buigen...
A
...de stam veranderd
B
...de klinker veranderd
C
...de stam NIET veranderd
D
...een "e" wordt toegevoegd

Slide 6 - Quizvraag

Welk werkwoord is zwak?
A
laufen
B
helfen
C
lesen
D
spielen

Slide 7 - Quizvraag

Wat is juist?
Ich habe mit dem Hund...
A
gespielen
B
gespielet
C
gespielt
D
spielen

Slide 8 - Quizvraag

Welk werkwoord is sterk?
A
essen
B
reisen
C
kaufen
D
lachen

Slide 9 - Quizvraag

Wat is juist?
Der Mann hat den Salat...
A
gegesst
B
gegessen
C
gegissen
D
gegisst

Slide 10 - Quizvraag

Luka ist mit dem Zug ____ (fahren).

Slide 11 - Open vraag

Wir haben uns in der Stadt
_____ (treffen).

Slide 12 - Open vraag

Wir sind um die ganze Welt
____ (reisen).

Slide 13 - Open vraag

Hast du das Salz
____ (kaufen)?

Slide 14 - Open vraag

Welke combinatie is onjuist?
A
ich bin
B
er seid
C
ihr seid
D
wir sind

Slide 15 - Quizvraag

Welke combinatie is onjuist?
A
Sie haben
B
wir haben
C
sie hat
D
ich hast

Slide 16 - Quizvraag

Der Ball ____ durch das Klassenzimmer geflogen.

Slide 17 - Open vraag

Das Mädchen ____ den Ball gefangen.

Slide 18 - Open vraag

Das Mädchen ____ den Ball nicht zurückgeworfen.

Slide 19 - Open vraag

Der Ball ____ durch das Klassenzimmer gerollt.

Slide 20 - Open vraag

Bij welk werkwoord wordt in de vtt "haben" gebruikt?
A
fliegen
B
liegen (=liggen)
C
fahren
D
gehen

Slide 21 - Quizvraag

Bijzonderheden I
verandering van klinker bij voltooid deelwoord

Slide 22 - Tekstslide

Lisa hat mir sehr _____ (helfen).

Slide 23 - Open vraag

Marie hat mit ihrem Vater _____ (sprechen).

Slide 24 - Open vraag

Sie sind ins Wasser _____ (springen).

Slide 25 - Open vraag

Bijzonderheden II
scheidbare en niet-scheidbare werkwoorden

Slide 26 - Tekstslide

Wat is het voltooid deelwoord van "abholen"?

Slide 27 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van "besuchen"?

Slide 28 - Open vraag

Welke werkwoorden zijn scheidbaar?

(2 antwoorden mogelijk)
A
mitnehmen
B
erklären
C
verkaufen
D
herumlaufen

Slide 29 - Quizvraag

Welke werkwoorden zijn
niet-scheidbaar?
(2 antwoorden mogelijk)
A
erzählen
B
verabschieden
C
zurückfahren
D
aufpassen

Slide 30 - Quizvraag

Ich habe Dir das gestern ____ (erzählen).

Slide 31 - Open vraag

Haben Sie das ganze Geld ______? (ausgeben)
A
ausgegebt
B
ausgebt
C
ausgegeben
D
ausgeben

Slide 32 - Quizvraag

Deine Mutter ist ______ (mitfahren).

Slide 33 - Open vraag

Mein Hund hat das Schulheft______ (auffressen).
A
aufgefressen
B
aufgefresst
C
auffressen
D
auffresst

Slide 34 - Quizvraag

Bijzonderheden III
woorden met -ieren

Slide 35 - Tekstslide

Ich habe die Lampe ______ (reparieren)

Slide 36 - Open vraag

Welke zin klopt niet?
A
Ich habe in Venlo studiert.
B
Er hat den Wolf fotografiert.
C
Der Kapitän hat sich an den Sternen orientiert.
D
Wir haben lange darüber gediskutiert.

Slide 37 - Quizvraag

Slide 38 - Tekstslide

Bijzonderheden IV
stam met -d of -t 

Slide 39 - Tekstslide

Ihr habt sehr gut _______ (warten).
A
gewartet
B
gewarten
C
gewart
D
geworten

Slide 40 - Quizvraag

Die Schüler haben gestern fast nicht miteinander ______ (reden).

Slide 41 - Open vraag

Diese Klasse hat heute richtig gut _______ (arbeiten)
A
gearbeitet
B
gearbeitet
C
gearbeitet
D
gearbeitet

Slide 42 - Quizvraag

Hausaufgabe
-online üben + screenshot machen
- lernen alle Regeln vom Perfekt 
https://duits.net/oefeningen/werkwoordstijden/voltooid-tegenwoordige-tijd/# 

Slide 43 - Tekstslide