Les 04 - Betrouwbaarheid en woorden en hun betekenissen

Betrouwbaarheid
Leesvaardigheid §C2
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Betrouwbaarheid
Leesvaardigheid §C2

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen 
Als het goed is, weet je aan het eind van deze les: 
- wat te doen als je de betekenis van een woord niet kent; 
- waaraan een tekst moet voldoen om betrouwbaar te zijn; 
- hoe je kunt uitleggen waarom een tekst betrouwbaar is of niet. 

Slide 2 - Tekstslide

Hoe zat het ook alweer?
Wat moet je doen als je de betekenis van een woord niet kent en welke woordraadstrategieën kennen we?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

Slide 5 - Video

Betrouwbaarheid
Jullie krijgen dagelijks een enorme informatiestroom over je heen. Zeker niet alles wat je ziet, hoort of leest is ook daadwerkelijk waar. Daarom is het belangrijk. dat je kritisch bent. 

Bepaalde nieuwsbronnen zijn betrouwbaar, maar ook wordt er weleens een foutje gemaakt. Als je twijfelt over de juistheid van iets wat je hebt gevonden, kun je het beter goed controleren. 

Slide 6 - Tekstslide

Vindplaats of bron
Ten eerste kijk je naar de vindplaats van de informatie. Berichten uit het NOS Journaal, RTL Nieuws en kwaliteitskranten als de Volkskrant, Trouw en NRC klopt meestal wel. Deze media controleren de informatie voor ze het publiceren. 

Informatie op social media of in fora wordt niet gefilterd en is daardoor vaak niet betrouwbaar.

Slide 7 - Tekstslide

Actualiteit
Dat een artikel of nieuwsfeit uit één van de kwaliteitsmedia afkomstig is, wil nog niet zeggen dat hij altijd betrouwbaar is. 

Er worden soms fouten gemaakt; vaak worden die gerectificeerd; 

Daarnaast kan informatie verouderen. Soms is informatie achterhaald. Let daarom vooral ook op de datum van uitgifte.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Aan de slag
Werk nu aan opdracht 1 tot en met 3 op pagina 56. 

Lees daarna rustig in je leesboek. Dit moet na de vakantie uit zijn. 

Slide 10 - Tekstslide