wk 21/22 les 3: herhalen nevensch. voegwoorden, voorzetsels en bijv. nw.

Les 1 thema 5 maandag 13 mei
Iets afspreken
Les 3 donderdag 23 mei
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBeroepsopleiding

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 150 min

Onderdelen in deze les

Les 1 thema 5 maandag 13 mei
Iets afspreken
Les 3 donderdag 23 mei

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Ik weet hoe ik de voegwoorden: en, maar, dus, want, of moet gebruiken in de zin.
  2. Ik weet (weer) wat voorzetsels zijn.
  3. Ik kan bijvoeglijke naamwoorden met of zonder -e schrijven waar het moet.
  4. Spreekvaardig: Ik oefen weer met het thema 'afspreken'. 

Slide 2 - Tekstslide

Lesprogramma 23 mei
tot 20.00 uur
  1. Start van de les (5 min)
  2. Herhalen + quiz over voegwoorden: en, maar, dus, want, of (10 min)
  3. Huiswerk nabespreken in break-out room: opdr. 9 + 10 (p. 142) (10 min)
  4. Spreek- en luisteropdracht: 'afspreken'. (15 min)
  5. Kort herhalen met Wordwall: bijvoeglijk naamwoord (10 min)
  6. Zelf maken: opdracht 11 (p.143) + samen nakijken (15 min)
  7. Dialoog 3 In het restaurant (p.147) in break-out rooms (15 min)

Slide 3 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 9 + 10

Slide 4 - Tekstslide

Voegwoorden
Hoe was 't ook alweer?

Slide 5 - Tekstslide

Voegwoorden
want     maar    en    of    dus

Slide 6 - Tekstslide

want
Ik ga naar bed.
Ik ben moe.
Ik ga naar bed, want ik ben moe.

Slide 7 - Tekstslide

maar
Ik ga naar mijn vriend.
Hij is niet thuis.
Ik ga naar mijn vriend, maar hij is niet thuis.

Slide 8 - Tekstslide

en
Ik drink koffie.
Ik eet een koekje.
Ik drink koffie en ik eet een koekje.

Slide 9 - Tekstslide

of
Koop jij een nieuwe trui?
Koop jij een warme jas?
Koop jij een trui of koop jij een jas?

Slide 10 - Tekstslide

dus
Ik ben ziek.
Ik ga naar de dokter.
Ik ben ziek, dus ik ga naar de dokter.

Slide 11 - Tekstslide

Ik moet naar school, ____ik heb geen zin.
A
dus
B
want
C
maar
D
of

Slide 12 - Quizvraag

Ik heb hoofdpijn, ___ ik neem paracetamol.
A
en
B
dus
C
maar
D
want

Slide 13 - Quizvraag

Wasem komt uit Syrië ___ Marwan komt uit Jemen.
A
en
B
dus
C
want
D
of

Slide 14 - Quizvraag

Lisa pakt het schrift, ____ hij gaat nieuwe woorden opschrijven.
A
dus
B
maar
C
want
D
of

Slide 15 - Quizvraag

Blijf je binnen ___ ga je naar buiten?
A
dus
B
of
C
maar
D
want

Slide 16 - Quizvraag

Ik draag een zonnebril, ____ ik vind de zon te fel.
A
en
B
want
C
dus
D
of

Slide 17 - Quizvraag

Zij wil graag chocolade eten, .... zij heeft geen chocolade in huis.
A
want
B
omdat
C
dus
D
maar

Slide 18 - Quizvraag

De deur moet dicht, ..... anders wordt het koud.
A
want
B
omdat
C
of
D
dus

Slide 19 - Quizvraag

Leerdoelen
  1. Ik weet (weer) wat voorzetsels zijn.
  2. Ik weet hoe ik de voegwoorden: en, maar, dus, want, of moet gebruiken in de zin.
  3. Spreekvaardig: Ik oefen weer met het thema 'afspreken'. 

Slide 20 - Tekstslide

Lesprogramma 23 mei
tot 20.00 uur
  1. Start van de les (5 min)
  2. Herhalen van de voegwoorden: en, maar, dus, want, of  (10 min)
  3. Huiswerk nabespreken in break-outrooms: opdr. 9 + 10 (p. 142) (15 min)
  4. Spreek- en luisteropdracht: 'afspreken'. (15 min)
  5. Kort herhalen met Wordwall: bijvoeglijk naamwoord (10 min)
  6. Samen maken: opdracht 11 (p.143) + samen nakijken (10 min)
  7. Dialoog 3 In het restaurant (p.147) in break-out rooms (15 min)

Slide 21 - Tekstslide

Lesprogramma 23 mei
na 20.30 uur

  1. Huiswerk nabespreken in break-outrooms: opdr. 9 + 10 (p. 142) (15 min)
  2. Spreek- en luisteropdracht: 'afspreken'. (15 min)
  3. Kort herhalen met Wordwall: bijvoeglijk naamwoord (10 min)

Slide 22 - Tekstslide

Spreken en luisteren
'Afspreken'

Dit doen we klassikaal

Slide 23 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord (met -e of zonder -e)

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Voorzetsels

Slide 26 - Tekstslide

lesprogramma 27 mei 
  1.  Start van de les: introduceren van Malay + voorstellen (15 min)
  2. Huiswerk(opdr. 11) bespreken in break-outrooms (max.15 min)
  3. Het voorzetsel herhalen met filmpje (10 min)
  4. LessonUp quiz: voorzetsels (10 min)
  5. 4. Thema 5 (online) herhalen in break-outrooms: woorden opdr 1 het voorzetsel (+ nakijken). (10 min)  Schrijf op wat je lastig vindt en stel je vragen na afloop.
  6. 5. Dialoog 3 In het restaurant (p.147) in break-out rooms (15 min)
Pauze

Slide 27 - Tekstslide

Wat is GEEN voorzetsel?
A
links
B
uit
C
op
D
boven

Slide 28 - Quizvraag

Wat is het voorzetsel?
A
ik
B
tussen
C
juf
D
omdat

Slide 29 - Quizvraag

Wat is hier een voorzetsel?
A
onder
B
gaan
C
doos
D
willen

Slide 30 - Quizvraag

op
A
voorzetsel
B
geen voorzetsel

Slide 31 - Quizvraag


Wat is geen voorzetsel?
A
tijdens
B
voor
C
omdat
D
tussen

Slide 32 - Quizvraag

Wat zijn hier de voorzetsels?
A
de, het, een
B
in, voor, achter
C
raam, deur, wand
D
voorlezen, voorspellen, voorzeggen

Slide 33 - Quizvraag

Zijn de rode, onderstreepte woorden werkwoord of voorzetsel? 
Werkwoord
Voorzetsel
Vul
je
gegevens
maar
in
op
dat
papier.

Slide 34 - Sleepvraag

wel een voorzetsel
geen voorzetsel
op
met
tussen
over
tijdens
willen
werk
onder
krijgen

Slide 35 - Sleepvraag

lesprogramma 27 mei na 20:30u.
  1.  Spreek- en luisteropdracht: 'luisteren en eten'. (15 min)
  2. Nieuwe grammatica: verwijswoorden p.149 (5 min)
  3. Wordwall: oefenen met verwijswoorden (10 min)
  4. Oefenen in break-outrooms (15 min): opdracht 17 op p. 149

Slide 36 - Tekstslide

Wat vind je nog lastig?

Slide 37 - Open vraag

Zelfstandig werken

Slide 38 - Tekstslide