Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
wk 27: herhalen vergrotende trap + inversie
wk 27: les 13 + 14
herhalen vergrotende trap + indirecte rede/inversie
1 / 55
volgende
Slide 1:
Tekstslide
NT2
Beroepsopleiding
In deze les zitten
55 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
120 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
wk 27: les 13 + 14
herhalen vergrotende trap + indirecte rede/inversie
Slide 1 - Tekstslide
lesdoelen
1. Ik kan de vergrotende trap (comparative) correct gebruiken.
2. Ik kan de overtreffende trap (superlative) correct gebruiken.
3. Ik kan de indirecte rede correct toepassen.
Slide 2 - Tekstslide
1. Individueel (20 min)
- Maak zinnen met de werkwoorden op p.173
rijden / lopen / fietsen / vliegen / varen.
- Je maakt dus 5 zinnen.
- Gebruik minimaal 6 woorden per zin.
- Probeer 1 zin met
inversie
te maken.
- Schrijf de zinnen op. Je deelt straks 2 zinnen in LessonUp.
- Inloggen in LessonUp
week 27 les 14
Slide 3 - Tekstslide
Schrijf hier 2 zinnen op.
Slide 4 - Open vraag
2
.
In break-outrooms (25 min):
- huiswerk nabespreken: opdracht 7 (p.177)
- spreekopdracht 8 doen op p. 178
week 27 les 14
Slide 5 - Tekstslide
3.
Theorie overtreffende trap: korte uitlegvideo + korte quiz in LessonUp
week 27 les 14 Na de pauze
Slide 6 - Tekstslide
De overtreffende trap:
duur-duurder -
het duurst
kort-korter-
het kortst
langzaam-langzamer
-
het langzaamst
https://youtu.be/_8ojlHzsWqw?si=6QoqEQHmCrzmGSA9
Slide 7 - Tekstslide
Wat is de overtreffende trap van goed?
A
beter
B
goeder
C
goedst
D
best
Slide 8 - Quizvraag
Wat is de overtreffende trap van oud?
A
oudst
B
ouder
C
oud
D
ouderder
Slide 9 - Quizvraag
Wat is de overtreffende trap van weinig?
A
minder
B
minst
C
meer
D
meest
Slide 10 - Quizvraag
Wat is de overtreffende trap van jong?
A
jong
B
jonger
C
jongst
D
jongerder
Slide 11 - Quizvraag
Wat is de overtreffende trap van graag?
A
grager
B
liever
C
lief
D
liefst
Slide 12 - Quizvraag
1. In break-outrooms (25/30 min):
Huiswerk nabespreken
:
- opdracht 9 (p. 179).
- Leesopdracht 11 (p.180): lees elkaar voor en kijk samen de vragen na.
Klaar? opdracht 10 (p.180) samen doen
Leesopdracht 11 nabespreken: lees elkaar voor en kijk samen de vragen na.
week 27 les 15
Slide 13 - Tekstslide
2. Herhalen: de vergrotende en overtreffende trap met
LessonUp quiz en NT2-A2 pagina. (50 min)
week 27 les 15
Slide 14 - Tekstslide
Wat is de vergrotende en overtreffende trap van 'graag'?
Slide 15 - Open vraag
Wat is de vergrotende en overtreffende trap van 'groot'?
Slide 16 - Open vraag
Oefenen op internet in break-outrooms (25 min)
https://nt2taalmenu.nl/nt2-a2-grammatica-menutrappenvanvergelijking/
Bespreek samen na en schrijf je vragen op.
Slide 17 - Tekstslide
Vier zinnen maken
in twee-/drietallen (20 min)
Vergrotende trap:
- 2 zinnen met daarin de vergrotende trap met het woordje
dan.
- Gebruik zelfstandige naamwoorden (nouns).
Bijvoorbeeld:
mijn fiets - jouw fiets.
Mijn fiets is groter
dan
jouw fiets.
Overtreffende trap
:
- 2 zinnen met de overtreffende trap
Je kunt de woordenlijst gebruiken uit thema 6 van het lesboek om zelfstandige naamwoorden in op te zoeken.
Slide 18 - Tekstslide
Ieder groepje schrijft 2 zinnen op.
Slide 19 - Open vraag
3. Grammatica: de imperatief (p.186)
Video:
https://youtu.be/2YLuB5W64nI?si=mcoXG9fzs9c0akDv
Oefenen:
https://wordwall.net/nl/resource/75326274
week 27 les 15 na de pauze
Slide 20 - Tekstslide
Wat gaat goed en wat vind ik nog moeilijk?
Slide 21 - Open vraag
4. Lezen: opdracht 13 tekst + vragen beantwoorden.
week 27 les 15
Slide 22 - Tekstslide
Wat vind je nog moeilijk?
Slide 23 - Woordweb
6.
Herhalen
indirecte rede
: Welke werkwoorden gaan samen met
dat
/
of
? Even oefenen nog. (15 min)
week 27 les 13 (na de pauze)
Slide 24 - Tekstslide
Werkwoorden die vaak samen met
dat
worden gebruikt.
- beloven
- geloven
- denken
- hopen
- vertellen
- vinden
- weten
- zeggen
- horen
Indirecte rede
Slide 25 - Tekstslide
Indirecte rede:
voorbeelden met werkwoorden en
dat
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
Schrijf de zinnen in indirecte rede hier op.
Slide 31 - Open vraag
Hoe goed kan je zinnen met DAT en OF maken?
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 32 - Poll
1. Huiswerk nabespreken
2. Herhalen: vergrotende trap
3. Spreekvaardigheid: telefoongesprek voeren. Eerst zelf bedenken wat je gaat zeggen.
4. Theorie overtreffende trap + oefenen
5. Herhalen: oefenen met voegwoord 'als' vanaf kopieerblad: spreken in tweetallen (15 min).
week 27 les 14
Slide 33 - Tekstslide
klein, kleiner - groot, groter
Als je mensen of dingen wilt vergelijken, zet je meestal -
er
achter het woord:
klein - klein
er
groot - grot
er
dik - dikk
er
mooi - mooi
er
Slide 34 - Tekstslide
Woorden die op een -
r
eindigen?
Deze woorden krijgen
-der
achter het woord:
lekker - lekker
der
duur - duur
der
zwaar - zwaar
der
Slide 35 - Tekstslide
Let op!
Er zijn ook onregelmatige woorden:
graag -
liever
goed -
beter
veel -
meer
weinig -
minder
Deze woorden moet je dus uit je hoofd leren!
Slide 36 - Tekstslide
Je vergelijkt twee mensen of dingen
->
dan
Omar is ouder
dan
mijn broer.
Mijn auto is mooier
dan
jouw auto.
Ik ben langer
dan
jij.
Maria is jonger
dan
ik.
Slide 37 - Tekstslide
De vergrotende trap krijgt dus -er
kort - korter
lang - langer
let op:
slim - slimmer
let op:
groot - groter
Slide 38 - Tekstslide
Wat is de vergrotende trap van 'mooi'?
A
mooier
B
mooie
C
meer mooi
Slide 39 - Quizvraag
Welk woord is de vergrotende trap van 'goed'?
A
goed
B
beter
C
goeder
Slide 40 - Quizvraag
Wat is de vergrotende trap van 'klein'?
A
kleiner
B
kleine
C
meer klein
Slide 41 - Quizvraag
Welk woord is de vergrotende trap van 'snel'?
A
snel
B
snelst
C
sneller
Slide 42 - Quizvraag
Wat is de vergrotende trap van 'duur'?
A
duur
B
duurder
C
duurer
Slide 43 - Quizvraag
Wat doe je meestal om een vergrotende trap te maken?
Slide 44 - Open vraag
Wat is de vergrotende trap van 'graag'?
Slide 45 - Open vraag
Wat is de vergrotende trap van weinig?
Slide 46 - Open vraag
Wat is de vergrotende trap van:
stil
Slide 47 - Open vraag
De groene jurk is mooi, maar de zwarte jurk is ________.
Slide 48 - Open vraag
James is ______ dan Blazej.
(groot)
Slide 49 - Open vraag
De tafel is zwaar, maar de kast is ______.
Slide 50 - Open vraag
Zelf zinnen maken
Gebruik een vergelijking en het woordje
dan.
Bijvoorbeeld:
mijn fiets - jouw fiets
Mijn fiets is groter
dan
jouw fiets.
Slide 51 - Tekstslide
rood - geel
Slide 52 - Open vraag
koekjes - fruit
Slide 53 - Open vraag
Iets afspreken?
Handige vragen/zinnen
https://youtu.be/RSBdUIPugyo?si=feHlgRZsMhU9wmRJ
Schrijf mee en daarna gaan jullie het gesprek in tweetallen voeren
.
Slide 54 - Tekstslide
week 26 les 12
5. Herhalen: oefenen met voegwoord 'als' vanaf kopieerblad: spreken in tweetallen (15 min).
6. Schrijven: jullie oefenen met het schrijven van een brief naar je vrienden om ze uit te nodigen voor een feest.
We doen dat eerst met een online oefening (25 min).
Als huiswerk krijg je een opdracht om de brief te schrijven. Ik stuur jullie een wordbestand en dan typ je de brief. Daarna stuur je die naar mij.
Slide 55 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Bijzondere trappen van vergelijking
Juni 2020
- Les met
16 slides
door
Numo
Nederlands
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 1
Numo
21 EBG - Vergrotende trap
17 dagen geleden
- Les met
36 slides
NT2
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
MK1B Trappen van vergelijking
Januari 2020
- Les met
16 slides
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
Comparisons theme 4 thv1, 30/03/2020
Maart 2020
- Les met
41 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
trappen van vergelijking
November 2023
- Les met
23 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 1-4
Comparative / superlative
November 2020
- Les met
21 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
H4 - Woche 9 - Stunde 4
Maart 2021
- Les met
24 slides
Duits
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 3-5
Les 07 - Schrijfopdracht en trappen van vergelijking
September 2022
- Les met
11 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1