Les 9.2 Zoutoplossingen bij elkaar brengen

Les 9.2 Zoutoplossingen bij elkaar brengen
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Les 9.2 Zoutoplossingen bij elkaar brengen

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Les 9.2 
  • Maken opgaven

Slide 2 - Tekstslide

Zoutoplossingen 
bij elkaar voegen

Slide 3 - Tekstslide

Zoutoplossingen bij elkaar voegen
Als je twee zoutoplossingen bij elkaar worden gevoegd, kunnen er twee dingen gebeuren.
  • De oplossing blijft helder: er vind geen reactie plaats, elk zout dat zou kunnen ontstaan, is goed oplosbaar.
  • De oplossingen worden troebel: er vind een reactie plaats, er ontstaat een suspensie (een slecht oplosbaar zout). Na enige tijd ontstaat er neerslag: een vast zout dat naar de bodem zakt.

Slide 4 - Tekstslide

Stappenplan twee zoutoplossingen bij elkaar voegen:
  1. Tabel maken met alle ionen die aanwezig zijn. Positieve ionen onder elkaar, negatieve ionen naast elkaar.
  2. Gebruik tabel 35 uit binas en vul ‘s’ en ‘g’ in
  3. Je kunt nu bepalen of er een neerslagreactie heeft plaatsgevonden. Als er een neerslagreactie (mengsel wordt een suspensie) heeft plaatsgevonden (een ‘s’) ga je verder met stap 4.
  4. Stel de reactievergelijking op van de neerslagreactie. (ionen die wel aanwezig zijn, maar niet meedoen in de reactie, worden tribune-ionen genoemd. 



Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeldopdracht 1: 
Oplossing van natriumcarbonaat en oplossing van calciumchloride bij elkaar.

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeldopdracht 2:
Oplossing van natriumchloride en oplossing van kaliumnitraat bij elkaar.


Slide 7 - Tekstslide

Maken: 3 t/m 10 en 12 
(vanaf blz 190)

Slide 8 - Tekstslide

3
  • a) 



  • b) IJzer(III)hydroxide
  • c) Na+ (aq) + Cl- (aq)
  • d) Fe3+ (aq) + 3 OH- (aq) --> Fe(OH)3 (s)

Slide 9 - Tekstslide

4
  • a) 



  • b) Er zal geen vast zout ontstaan. Elk zout dat zou kunnen ontstaan is goed oplosbaar.

Slide 10 - Tekstslide

5





  • a) De formule van de vaste stof is Zn3(PO4)2
  • b) Zn2+ (aq) + PO43- (aq) --> Zn3(PO4)2

Slide 11 - Tekstslide

6
  • a) Ba(OH)2 (s) --> Ba2+ (aq) + 2OH- (aq) 
  • b) Al(OH)3



  • c) barium-ion en nitraat-ion 

Slide 12 - Tekstslide

7


  • a) Arif heeft gelijk. De Ba2+-ionen en SO42−-ionen zijn samen slecht oplosbaar en vormen dus de vaste stof BaSO4. Doordat Al3+ en Isamen goed oplossen, vormen ze samen geen vast zout en klopt het niet wat Maud aangeeft. 
  • b) Ba2+ (aq) + SO42- (aq) --> BaSO4 (s)

Slide 13 - Tekstslide

8
  • a) Pb(NO3)2 (s) --> Pb2+ (aq) + 2 NO3- (aq)
  • b) KI (s) --> K+ (aq) + I- (aq)
  • c) loodjodide
  • d) Pb2+ (aq) + 2 I- (aq) --> PbI2 (s)
  • e) K+ en NO3

Slide 14 - Tekstslide

9
  • a) A
  • b) C
  • c) Indampen
  • d) totale massa zout in een liter: 24 g + 5 g + 4 g + 0,7 g + 0,8 g = 34,5 g
  • berekenen van massapercentage natriumchloride: 
  • 24 : 34,5 × 100% = 70%

Slide 15 - Tekstslide

9
  • e) Als Sebas een oplossing van natriumfosfaat gebruikt, zullen (niet alleen de magnesium-ionen, maar) ook de calcium-ionen neerslaan. Dus is het ontstaan van een neerslag onvoldoende om te kunnen concluderen dat er magnesium-ionen in het zeewater aanwezig zijn.

Slide 16 - Tekstslide

10
  • C

Slide 17 - Tekstslide

12
  • a) B
  • b) C
  • c) Pb2+(aq) + CrO42−(aq) --> PbCrO4(s)
  • d) 

Slide 18 - Tekstslide

12
  • e) Omdat het filtraat geel is, moet het natriumchromaat bevatt en (zie stap 1). Na de reactie is er dus nog natriumchromaat over, wat betekent dat die stof in overmaat aanwezig is.

Slide 19 - Tekstslide