Week 36 Les 123 hf 2 Formuleren

Op tafel
LEESBOEK (krat)
leerboek Nieuw Nederlands
collegeblok 

snelhechter voor losse papieren



WELKOM
1 / 55
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 55 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Op tafel
LEESBOEK (krat)
leerboek Nieuw Nederlands
collegeblok 

snelhechter voor losse papieren



WELKOM

Slide 1 - Tekstslide

Hoe vind je dit boek?
Argumenten?

Slide 2 - Tekstslide

09.00 u. - wk 36 les 2
1.  Lezen 
2. Teamstegel S1Aa
3. Verder werken aan de weektaak 
4. Terugblik: wat en hoe heb je geleerd?
     Vooruitblik: wat ga je nog doen?



Slide 3 - Tekstslide

Teams
Algemeen
Bestanden
Lesmateriaal

Slide 4 - Tekstslide

Kijk je werk regelmatig na!
Teams / kanaal Algemeen / Bestanden / Lesmateriaal
Gebruik een verbeterpen.
Zet een krul bij het antwoord als het goed is.
Verbeter wat nog niet goed is. Schrijf het juiste antwoord erbij.


Slide 5 - Tekstslide

Leerdoel hf.2 Formuleren
Welke verwijswoorden zijn er?
Wat is het woordgeslacht?
Wanneer gebruik je welk verwijswoord?
Hoe weet je of het een de of het woord is?


Slide 6 - Tekstslide

Aan het werk. Hoe?
  1. Ik neem de theorie zelf door uit het boek (273/274 en 64) en maak de opdrachten.
  2. Ik vraag en volg uitleg van mevr. Dullaert.
  3. Ik neem de uitleg uit de links door. (Teams)

Lesevaluatie:
Werkte deze manier voor jou?
Ben je tevreden over wat je hebt gedaan en geleerd?

Slide 7 - Tekstslide

VERWIJSWOORDEN
Wat weet je al?

Slide 8 - Woordweb


Wat is het verzamelwoord voor
mannelijk, vrouwelijk en onzijdig ?

A
verwijswoord
B
lidwoord
C
woordgeslacht
D
de

Slide 9 - Quizvraag

Ik vind het meisje ... daar staat ontzettend aardig.
Welk verwijswoord vul je in?

Slide 10 - Open vraag

Vul het juiste verwijswoord in:

Ik vind de jongen ... in mijn straat woont, altijd erg gezellig.
A
dit
B
dat
C
die
D
deze

Slide 11 - Quizvraag

Vul het juiste verwijswoord in:

Vertel ons uw wensen; wij vertalen ... in uw ontwerp.
A
dit
B
dat
C
die
D
deze

Slide 12 - Quizvraag

Vul het juiste verwijswoord in:

Gisteren heeft het gesneeuwd en ...
is in maart toch erg bijzonder.
A
dit
B
dat
C
die
D
deze

Slide 13 - Quizvraag

09.35 uur Evaluatie les
Je hebt gekozen op jouw manier te werken.
Lukte het zo?
Hoe tevreden ben je over hoe je bezig was?
Wat ga je nog doen aan de weektaak?

Slide 14 - Tekstslide

Wat heb je vóór maandag
gedaan en geleerd?

wk 36
6 t/m 10 sept
hf 2
Formuleren
lessen
1,2,3
en thuis
Theorie leren

De Brug (273) opdr 3 en 4
Hf 2 Formuleren (64) S, 1 t/m 4

Nakijken: krul zetten en/of juiste antwoord toevoegen

Slide 15 - Tekstslide

Dank je wel !
Tot de volgende keer!

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Uitleg
Op de vorige dia heb je gezien dat de verwijzing 'het meisje die' onjuist is. Het moet namelijk 'het meisje dat' zijn. 
Maar waarom eigenlijk?

In dit hoofdstuk ga je leren hoe je al je verwijzingen naar 
de- en het-woorden goed doet. 

Slide 18 - Tekstslide

Uitleg theorie (blz 64)
Zelfstandige naamwoorden hebben een woordgeslacht.

De-woorden kunnen zowel mannelijk (m) als 
vrouwelijk (v) zijn.

Het-woorden worden 
'onzijdig' (o) genoemd.

Hoe weet je of het woord m, v of o is?

Zoek op in woordenboek.

Gebruik het lidwoord een met een bn vóór het woord.
een sterke man 
een sterk paard 

Slide 19 - Tekstslide

Uitleg
Verwijswoorden. Maar hoe moet je nu verwijzen
Hier is een gemakkelijk ezelsbruggetje voor:

de-woorden => die, deze
het-woorden => dit, dat

Je ziet dat de verwijswoorden naar de-woorden, eindigen op een -e.
Je ziet dat de verwijswoorden naar het-woorden, eindigen op een -t. 
Heb jij iets aan dit ezelsbruggetje?

Slide 20 - Tekstslide

Vul het juiste verwijswoord in:
Als het ontwerp gereed is, kunt u ... door ons laten realiseren.
A
dit
B
dat
C
die
D
deze

Slide 21 - Quizvraag

Vul het juiste verwijswoord in:

Dit bedrijf levert producten ... van zeer slechte kwaliteit zijn.
A
dit
B
dat
C
die
D
deze

Slide 22 - Quizvraag

Vul het juiste verwijswoord in:

Het boek ... ik laatst heb gelezen, is verdwenen uit de mediatheek.
A
dit
B
dat
C
die
D
deze

Slide 23 - Quizvraag

Vul het juiste verwijswoord in:

Het centrum van Tilburg, ... veel verschillende winkels heeft, gaat op de schop.
A
dit
B
dat
C
die
D
deze

Slide 24 - Quizvraag

LessonUp is interactief
Klik op                        om de les te starten.
Om als leerling mee te doen, ga je naar student.lessonup.io op je telefoon of in een nieuw venster.

Slide 25 - Tekstslide

Een code wordt automatisch genereerd door LessonUp

Slide 26 - Tekstslide

Hoe heet een zin met één persoonsvorm?

Slide 27 - Open vraag

Voor en / of zet je geen komma.
Goed of fout?
A
goed
B
fout

Slide 28 - Quizvraag

Noem 3 verbindingswoorden.

Slide 29 - Woordweb

Hoe heet een zin met met meerdere persoonsvormen?

Slide 30 - Open vraag

Een voorbeeld van een verbindingswoord is...
A
gaat
B
want
C
zij
D
rent

Slide 31 - Quizvraag

Omdat Truus vandaag rijdt laat ik mijn fiets repareren
A
goed geformuleerd
B
weet ik niet
C
formuleerfouten

Slide 32 - Quizvraag

Formuleren - zinnen correct begrenzen.
Hoe tevreden ben je over wat je al weet / kan?
😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Poll

Hoe tevreden ben je over
hoe je in de les hebt gewerkt?
0100

Slide 34 - Poll

 Over Formuleren...wist je dit al?
- Een zin met één persoonsvorm = enkelvoudige zin. 
Bijv. Jan eet een appel.
- Meerdere zinnen aan elkaar geplakt =  samengestelde zinnen. 
Dan gebruik je verbindingswoorden
- Vóór een verbindingswoord zet je een komma,
behalve vóór en / of.
Bijv. Jan eet een appel, want hij heeft honger.

Slide 35 - Tekstslide

En dit?
Soms staat aan het begin van de samengestelde zin een verbindingswoord. 
Plaats dan een komma tussen de
2 persoonsvormen
die naast elkaar staan. 
Bv. Omdat hij honger heeft, eet Jan een appel.

Slide 36 - Tekstslide

Nog inleveren?

Wat verwacht je van mij en van de les?
Leg ook uit waarom.

Schrijf hierover een stukje tekst in je collegeblok
(100 - 125 woorden).

Heb je bij het schrijven gelet op:
hoofdletters, leestekens, goede zinnen, leesbaar schrijven?

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Formuleren


for·mu·le·ren (formuleerde, heeft geformuleerd)

1. onder woorden brengen

bron: vandale.nl 
11.10 uur

Slide 39 - Tekstslide

Wat weet je al?
Op de basisschool heb je al geleerd dat je 
aan het eind van een zin de volgende leestekens kunt zetten:
- punt
- vraagteken
- uitroepteken



Slide 40 - Tekstslide

Wat weet je al?
Op de basisschool heb je al geleerd dat je 
aan het eind van een zin de volgende leestekens kunt zetten:
- punt
- vraagteken
- uitroepteken



Slide 41 - Tekstslide

Tipje
Als je zinnen gaat schrijven, zorg er dan voor dat je maximaal
één komma per zin gebruikt
of het woordje 'en' gebruikt om zinnen aan elkaar te plakken.
Zo houd je je zinnen overzichtelijk en goed te begrijpen. 
Probeer onderstaande zin maar eens te lezen en in één keer te begrijpen. 

Het nieuwe beleid van onze universiteit zal gericht zijn op de verdere uitbouw en ontwikkeling van op competentievorming georiënteerde onderwijsmethoden, de versterking van de faculteit in al haar geledingen en een betere voorbereiding van het management op de bestaande en de toekomstige taken.

Slide 42 - Tekstslide

Veel beter is...
en dan ben je goed aan het formuleren 
Het nieuwe beleid van onze universiteit is gericht op drie doelen. Ten eerste zullen we verder bouwen aan onderwijsmethoden die op competentievorming gericht zijn. Ten tweede willen we de faculteit in al haar geledingen versterken. En ten derde willen we ervoor zorgen dat het management beter is voorbereid op de bestaande en de toekomstige taken.

Slide 43 - Tekstslide

Hoeveel zinnen? Welke?
een tijger in een Russische dierentuin kreeg van zijn verzorgers een levende geit in zijn verblijf zijn jachtinstinct moest namelijk aangewakkerd worden de tijger deed echter helemaal niet wat ze hadden verwacht wat bleek namelijk de tijger en het geitje werden de beste maatjes ze zijn onafscheidelijk en tijger Amur heeft zelfs zijn slaapplek afgegeven aan de geit is dat niet aardig
Overleg samen. 
Waar begint en eindigt de zin? Leesteken?

Slide 44 - Tekstslide

                                10.45 - AAN DE SLAG
- Verder met weektaak 13 - hf 1 Formuleren
- Denk aan de Opnieuw - maak - opdrachten!

Klaar? Kies wat je gaat doen.
- Lezen.
- Verder met hf 2 Formuleren.
- Ander huiswerk.

Slide 45 - Tekstslide

11.00 - Terugblik / vooruitblik
Vragen? 
Werk verder aan weektaak 13.
Neem mee:
- aantekenschrift en leerboek
- leesboek

Slide 46 - Tekstslide

wk 13 Lesprogramma  - 3
1.  Bespreken toets Spelling
2. Verder met weektaak 13 - hf. 1 Formuleren
3. Terugblik en vooruitblik
4. Nieuwsquiz wk 12 en 13



Slide 47 - Tekstslide

meervoud
dahlia                                                 porie                        fantasie
dominee                                                                              idee
logé 
haarspray 


Slide 48 - Tekstslide

Bedenk bij iedere regel een voorbeeld van een bijvoeglijk naamwoord dat met de betreffende regel gespeld moet worden.

1 Als je de lange vorm van een bijvoeglijk naamwoord maakt, hoef je soms alleen maar een -e achter het woord te zetten.
2 Soms moet je tegelijk de laatste letter verdubbelen.

3 Soms moet je tegelijk een -f veranderen in een -v-. 




Slide 49 - Tekstslide

Zet de zin in de indirecte rede.

'Heb jij vandaag je boeken wel bij je?’, vroeg de docent geschiedenis aan Menno. 
De docent geschiedenis vroeg aan Menno of hij vandaag wel zijn boeken bij zich had. 

Slide 50 - Tekstslide

Zet de zin in de directe rede.


Koos informeerde ’s ochtends of Gerjo lekker geslapen had. 

Koos informeerde ’s ochtends: ‘Gerjo, heb je lekker geslapen?’
'Heb je lekker geslapen, Gerjo?', informeerde Koos 's ochtends.
 

Slide 51 - Tekstslide

Maak een correct geformuleerde zin.
op een dag verzon zijn vrouw een list zodat hij kon ontsnappen door in plaats van boeken hugo in de kist te stoppen

Op een dag verzon zijn vrouw een list, zodat hij kon ontsnappen door in plaats van boeken Hugo in de kist te stoppen. 

Slide 52 - Tekstslide

Verder met weektaak 13
Heb je 'Opnieuw maak opdrachten?'

Slide 53 - Tekstslide

Terugblik en vooruitblik
Hf 1 Formuleren - Waar denk je aan bij correct schrijven van zinnen?
                                      Wat heb je nieuw geleerd?
Volgende keer
- Weektaak 13 afhebben. 
- Neem voortaan leesboek en aantekenschrift mee.
Week 14 - dinsdag 6 april Les online opstarten.                Uitleg nieuwe leerstof hf 2 Formuleren.

Slide 54 - Tekstslide

11.05 uur Check up Formuleren hf 1
Je kent de bijbehorende theorie en kunt zinnen correct begrenzen.

Mini - testje in 2-tallen
Overleg, bepaal juiste antwoord en 
één van beide gaat staan om antwoord te geven.
Houd de punten bij!

Slide 55 - Tekstslide