Les 6 + 7: Hart, uitscheiding, afweer

1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Periode planner
Week
1
2
3
4
5
lesdoel
verbranding
stofwisseling
ademhaling
ademhaling
Bloedsomloop
bloedsomloop
Week
6
7
8
9
10
lesdoel
bloedsomloop
Uitscheiding en lymfe
Voeding en vertering
Voeding en vertering
Voeding en vertering

Slide 3 - Tekstslide

Geef deze les vanuit de context van eten. Welk eten vinden de leerlingen lekker en wat is allemaal van planten gemaakt.
'
doel is vooral dat leerlingen snappen dat planten: vetten, koolhydraten, en eiwitten maken d.m.v. glucose.
Startklaar
  • Op je plek zitten 
  • Telefoon in het Zakkie 
  • Jas over de stoel, oortjes in de tas, tas op de grond
  • Schoolspullen op tafel: Boek, Chromebook, JdW-map, etui 
timer
3:00

Slide 4 - Tekstslide

1. Startklaar
Bij de start van iedere les verwelkomt de docent de leerlingen bij de ingang van de deur, noemt leerlingen bij naam, maakt oogcontact en besteedt aandacht aan hun welbevinden. De docent geeft het goede voorbeeld en spreekt hoge verwachtingen uit voor het verloop van de les door succescriteria op gewenst gedrag, schooltaal en effectief leren te benoemen. De leerlingen zijn startklaar: ingelogd in LessonUp, telefoons opgeborgen in het Zakkie, en JdW-map op tafel.
aantekeningen maken

Slide 5 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past diverse strategieën toe om de betrokkenheid van alle leerlingen te garanderen. Door regelmatig het begrip van de lesstof te controleren en zo nodig de uitleg aan te passen, blijft de stof toegankelijk voor iedereen. Flexibele en heterogene differentiatie ondersteunt dit proces. Interactie in de klas wordt versterkt door het gebruik van thuistalen. Verder creëert de docent een contextrijke en inclusieve leeromgeving door (culturele) achtergronden in de lesstof te integreren. Door positief en proactief op leerlinggedrag te reageren, wordt het voor leerlingen makkelijker om gewenst gedrag te tonen en actief deel te nemen aan de les.


      Lesdoelen
  • Je kunt de delen van het hart en de aansluitende bloedvaten noemen met hun kenmerken en functies.
  • Je kunt beschrijven hoe een hartslag verloopt.
  • Je kunt de delen van de nieren en urinewegen noemen met hun kenmerken en functies.
  • Je kunt beschrijven hoe antistoffen bescherming bieden tegen infecties.
  • Je kunt beschrijven op welke manieren immuniteit kan ontstaan.

Slide 6 - Tekstslide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.   
Hoe krijgt het hart zuurstof?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat trekt als eerste samen, de boezems of de kamers?
A
Boezems
B
Kamers

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom heeft de linkerkant van het hart een gespierdere wand?

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom heeft je hart kleppen?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Beschrijf de werking van het hart. Wat gebeurt er met het hart tijdens een hartslag?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg het hart
Je ziet hier het buitenaangezicht van het hart.

Om het hart lopen kransslagaders om zuurstof aan het hart te geven.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bouw van het hart

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Boezems en kamers


Boezem het hart in
Kamer het hart uit

Let op de hartkleppen!

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hartkleppen
Kleppen tussen de boezem en de kamer: hartkleppen

Hartkleppen tussen de kamer en de bloedvaten: halvemaanvormige kleppen
(aortaklep, longslagaderklep)

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitscheiding
Afvalstoffen worden uitgescheiden
Afvalstoffen ontstaan o.a. bij verbranding:
Koolstofdioxide en water

Koolstofdioxide via longen
Water via huid en nieren

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De onderdelen van je nieren en urinewegen
Een nier bestaat uit:
het nierschors, niermerg 
en de nierbekken.
Nierschors: bloed gefilterd, 
Via niermerg naar nierbekken
dan naar je urineleiders

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nieren en urinewegen

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werking nieren en blaas
Bloed gefilterd in de nieren
Water uit bloed gehaald, teveel aan water naar urineblaas via urineleider

In urineblaas wordt teveel aan water opgeslagen
Verlaat via urinebuis het lichaam 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hieronder staan vijf gebeurtenissen over de uitscheiding van stoffen door de urinewegen.
1 De nieren halen afvalstoffen uit het bloed.
2 De blaas trekt samen, waardoor de urine wordt geloosd.
3 De nierslagaders voeren bloed aan dat rijk is aan afvalstoffen.
4 De blaas vult zich langzaam met urine.
5 De urineleiders vervoeren urine naar de blaas.
De zinnen 1 tot en met 5 geven een rij opeenvolgende gebeurtenissen aan.
Wat is de juiste volgorde van deze gebeurtenissen?
A
3-1-4-2-5.
B
3-1-5-4-2.
C
5-3-1-4-2.
D
5-1-3-4-2.

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van de nieren?

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat doet ons immuunsysteem?

Slide 22 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Afweersysteem
Ons leger tegen indringers! 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lichaamsvreemde stoffen
Ziekteverwekkers, maar ook bijv. een splinter of tattoo-inkt zijn lichaamsvreemde stoffen.
De immuunsysteem/ afweersysteem heeft als functie om lichaamsvreemde stoffen uit je lichaam te verwijderen.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eerste verdediging
Als de huid gezond is kunnen er geen ziekteverwekkers doorheen dringen.
Slijmvliezen (neus, mond, luchtpijp, darmen, urinebuis, vagina) vangen ziekteverwekkers en houden ze tegen. 
Luchtpijp en neus hebben trilharen om het slijm af te voeren -> slokdarm
In je maag zit zoutzuur om organismen te doden.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ziekteverwekkers
  • Bacteriën
  • Virussen
  • Gifstoffen

Als bacteriën of virussen het lichaam zijn binnen gedrongen spreek je van een infectie.




Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herkenning
Je witte bloedcellen kunnen stoffen herkennen aan de buitenkant van cellen en virussen. Die stoffen heten antigenen.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herkenning
Je wittebloedcellen weten welke antigenen in je lichaam thuishoren (van je eigen cellen en van je goede bacteriën, bijvoorbeeld in je darm) en dus ook welke er niet in thuis horen.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reactie
Sommige witte bloedcellen eten alles op wat niet in je lichaam hoort waar lichaamsvreemde antigenen op zitten (bacteriën, virussen, tattoo-inkt, splinter).



Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reactie
Andere witte bloedcellen reageren door antistoffen te maken
die precies op het antigeen passen.




Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antistoffen
Elke witte bloedcel kan maar één type antistof maken.
Elke antistof is uniek voor één antigeen.

Een antistof wordt ook wel antilichaam genoemd.





Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Immuniteit
Ná een besmetting duurt het even voor er voldoende van de juiste antistof wordt aangemaakt. Tot die tijd ben je ziek.

Als je weer beter bent (door voldoende antistoffen te maken) onthouden bepaalde witte bloedcellen welke antistoffen ze gemaakt hebben en hoe het moest.




Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Immuniteit
Bij een volgende infectie met hetzelfde antigeen worden er sneller meer antistoffen gemaakt.
Je wordt dan niet weer (erg) ziek, je doodt de ziekteverwekker al voordat hij je (erg) ziek kan maken




Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Natuurlijke immuniteit
Je wordt niet meer ziek van een ziekteverwekker omdat je er al een keer ziek van bent geweest.


Vaak bij: verkoudheid, waterpokken





Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat denk je? Waarom kun je meerdere keren in je leven griep krijgen van een griepvirus?

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Eén type antistof kan zich maar aan één type antigeen hechten
A
juist
B
onjuist

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Iemand die immuun is voor waterpokken kan geen infectieziekten meer krijgen.
A
juist
B
onjuist

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de afbeelding is de afweerreactie van het
lichaam op een ziekteverwekker schematisch
weergegeven in drie tekeningen Welke letter
geeft antistof aan?
A
P
B
Q
C
R

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vienna heeft toen ze kind was waterpokken gehad. Vienna past regelmatig op de twee kinderen van haar oudere zus. Een van deze kinderen krijgt waterpokken. Het blijkt dat Vienna immuun is voor waterpokken.
Is de immuniteit van Vienna kunstmatige of natuurlijke immuniteit?
Leg je antwoord uit

Slide 39 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

    Begrippen uit deze les

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

    Begrippen uit deze les

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

maken opdrachten

Slide 42 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past diverse strategieën toe om de betrokkenheid van alle leerlingen te garanderen. Door regelmatig het begrip van de lesstof te controleren en zo nodig de uitleg aan te passen, blijft de stof toegankelijk voor iedereen. Flexibele en heterogene differentiatie ondersteunt dit proces. Interactie in de klas wordt versterkt door het gebruik van thuistalen. Verder creëert de docent een contextrijke en inclusieve leeromgeving door (culturele) achtergronden in de lesstof te integreren. Door positief en proactief op leerlinggedrag te reageren, wordt het voor leerlingen makkelijker om gewenst gedrag te tonen en actief deel te nemen aan de les.


lezen-Actualiteit 

Opdracht:
  • maak een korte samenvatting van het gelezen artikel

Slide 43 - Tekstslide

8. Afsluiting
De docent controleert in de slotfase van de les of de leerdoelen door alle leerlingen behaald zijn en plaatst de les in de context van de betreffende periode. De docent evalueert samen met de leerlingen het leren en het gedrag en blikt vooruit aan de hand van de JdW-planner. 

wat heb je geleerd?

Slide 44 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies