bloedsomloop Afweer2 bk 3.5.6

De nieren
Bestaan uit:
  • Nierschors
  • Niermerg
  • Nierbekken
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

De nieren
Bestaan uit:
  • Nierschors
  • Niermerg
  • Nierbekken

Slide 1 - Tekstslide

INSTRUCTIE
De werking van de nieren

Slide 2 - Tekstslide

Hoe krijgen de nieren zuurstofrijk bloed?
A
Door de nierader
B
Door de poortader
C
Door de nierslagader
D
Door de nierhaarvaten

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Tekstslide

Waar horen de nieren bij?


A
Opname
B
Opslag
C
Uitscheiding

Slide 5 - Quizvraag

De nieren horen bij het
A
Verteringstelsel
B
Uitscheidingstelsel
C
Ademhalingsstelsel
D
Voortplantingsstelsel

Slide 6 - Quizvraag

Quizzizz
Je kunt de delen van de nieren en urinewegen noemen met hun kenmerken en functies. 
Lees lesstof op Malmberg
Biologie
1

Maak de opdrachten Op Malmberg

Slide 7 - Tekstslide

De nieren liggen in de buikholte links en rechts van de wervelkolom, vlak onder het middenrif . Door de nierslagaders stroomt zuurstofrijk bloed naar de nieren. Dit bloed bevat afvalstoffen van veel organen. De nieren halen deze afvalstoffen uit het bloed. Door de nieraders stroomt het gezuiverde bloed weg uit de nieren.

Slide 8 - Tekstslide

Een nier bestaat uit nierschors, niermerg en nierbekken (zie afbeelding 2). Nierschors en niermerg verwijderen niet alleen afvalstoffen uit het bloed, maar ook overtollig water, overtollige zouten en allerlei schadelijke stoffen. De verwijderde stoffen samen heten urine.

Slide 9 - Tekstslide

Ligging urineblaas

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Programma
terugblik vorige les
uitleg afweer
opdrachten

Slide 12 - Tekstslide

De nieren horen bij het
A
Verteringstelsel
B
Uitscheidingstelsel
C
Ademhalingsstelsel
D
Voortplantingsstelsel

Slide 13 - Quizvraag

Welke organen zorgen voor de uitscheiding?
A
Longen
B
Darmen
C
Nieren
D
Hart

Slide 14 - Quizvraag

Welk orgaan is geen uitscheidingsorgaan
A
Longen
B
Nieren
C
Maag
D
Huid

Slide 15 - Quizvraag

Afweer

Slide 16 - Tekstslide

Witte bloedcellen maken antistoffen aan. Antigenen zitten aan de buiten kant van een cel. Die werken als een soort paspoortje.

Belangrijk dat je het verschil tussen antistoffen en antigenen goed leert.

Slide 17 - Tekstslide

Lesdoelen
- Je kunt beschrijven hoe je immuun wordt voor een ziekte.
- Je kunt beschrijven hoe je immuun wordt door een inenting.
- Je kunt omschrijven wat er aan de hand is bij een allergie.

Slide 18 - Tekstslide

Afweer
Het afweersysteem beschermt jou tegen binnendringers

Er wordt gekeken of iets lichaamseigen of lichaamsvreemd is

Slide 19 - Tekstslide

ziekteverwekkers
bacteriën, virussen , schimmels
ziekteverwekkers

Slide 20 - Tekstslide

Afweer
  • Lichaamsvreemde stoffen
  • Huid
  • Slijmvliezen in de luchtwegen
  • Zoutzuur in maagsap
  • Witte bloedcellen

Slide 21 - Tekstslide

Bescherming tegen ziekteverwekkers

- De slijmvliezen voorkomen 
dat ziekteverwekkers 
binnenkomen



Slide 22 - Tekstslide

Bescherming tegen ziekteverwekkers
- De huid voorkomt dat 
ziekteverwekkers binnenkomen

Slide 23 - Tekstslide

Bescherming tegen ziekteverwekkers


- Zoutzuur in je maag 
dood ziekteverwekkers.


Slide 24 - Tekstslide

Afweer door WBC

Slide 25 - Tekstslide

Aanval
Als er toch een virus of bacterie binnenkomt,
ontstaat er een infectie. Het afweersysteem of immuunsysteem wordt geactiveerd. 

Slide 26 - Tekstslide

Antistoffen passen op de antigenen van de indringer en sluiten deze in, waardoor deze onschadelijk wordt gemaakt.

Slide 27 - Tekstslide

Antigenen
Alle cellen hebben antigenen aan de buitenkant:
  • De antigenen aan de buitenkant van je eigen cellen zijn lichaamseigen
  • Ziekteverwekkers hebben andere antigenen dan jouw eigen cellen, die zijn lichaamsvreemd

Slide 28 - Tekstslide

Natuurlijke immuniteit


Je bent eerder geïnfecteerd door een ziekteverwekker en  je witte bloedcellen hebben daardoor onthouden welke antistof ze moeten maken om deze indringer te verslaan. 

Bij een nieuwe infectie wordt je niet meer ziek omdat er direct antistoffen gemaakt kunnen worden.

Slide 29 - Tekstslide

Immuniteit
  • Natuurlijk: antistof blijft na ziekte in bloed, witte bloedcellen onthouden hoe ze gemaakt worden. Bij tweede infectie gebeurt dat heel snel

Slide 30 - Tekstslide

Kunstmatige immuniteit
- Met een vaccin worden onschadelijk gemaakte antigenen in het bloed ingebracht
- Het lichaam gaat antistoffen maken.
- Als je in aanraking komt met de echte ziekteverwekkers kunnen de witte bloedcellen gelijk nieuwe antistoffen maken

Slide 31 - Tekstslide

Allergie
- Allergische reacties zijn een reactie op stoffen waar je immuunsysteem niet tegen kan.

- Er ontstaat dan huiduitslag, branderig gevoel, jeuk, ontstekingen of rode plekken.

Slide 32 - Tekstslide

Programma
Terugblik
Oefenvragen
zelf aan het werk
uitleg B6 aan kader
zelfstandig aan het werk met de samenhang > basis

Slide 33 - Tekstslide

Terugblik
Afweer
Antigen
Antistof
Natuurlijke immuniteit
kunstmatige immuniteit 

Slide 34 - Tekstslide


Waar voel je je nu eigenlijk ziek van?
A
Van de infectie
B
Van de infectie en van de afweerreactie van je lichaam
C
Van de afweer van je lichaam
D
Van de witte bloedlichaampjes

Slide 35 - Quizvraag

natuurlijke immuniteit
A
ontstaat doordat je een vaccinatie hebt gekregen
B
ontstaat doordat je bijvoorbeeld een griepprik hebt gekregen
C
immuniteit die ontstaat doordat je de ziekte doormaakt (ziek bent geweest van een ziekte)
D
is een erfelijke ziekte

Slide 36 - Quizvraag

Na een griep ben je beter geworden.
A
natuurlijke immuniteit
B
kunstmatige immuniteit

Slide 37 - Quizvraag

Welke bloedcellen zijn belangrijk voor de afweer?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
bloedplaatjes
D
hemoglobine

Slide 38 - Quizvraag

De griepprik is een voorbeeld van:
A
Kunstmatige immuniteit
B
Natuurlijke actieve immuniteit

Slide 39 - Quizvraag

Hoe noem je het als je van een ziekteverwekker een tweede keer niet ziek wordt?
A
Natuurlijke immuniteit
B
Kunstmatige immuniteit
C
Vaccinatie
D
Witte bloedcel

Slide 40 - Quizvraag

Hoe noem je de immuniteit die ontstaat na vaccinatie?
A
natuurlijke immuniteit
B
kunstmatige immuniteit
C
immuniteit
D
vaccin

Slide 41 - Quizvraag

Zelf Immuun worden voor corona is een voorbeeld van:
A
Kunstmatige immuniteit
B
Natuurlijke immuniteit

Slide 42 - Quizvraag

Wat zorgt voor de afweer van ziekteverwekkers?
A
bloedplasma
B
rode bloedcellen
C
bloedplaatjes
D
witte bloedcellen

Slide 43 - Quizvraag

Je wordt immuun voor de waterpokken door:
(je ziekt dit zelf uit)
A
Natuurlijke immuniteit
B
kunstmatige immuniteit
C

Slide 44 - Quizvraag

Opdrachten  
-1e lesuur
- Kader> Lees B5> maak opdr.  1t/m10 test jezelf en flitskaarten
- Basis >Lees B6> maak opdr. 1t/m8 +test jezelf en flitskaarten
 

Slide 45 - Tekstslide