Alle/allen - jou/ jouw

Spelperfect
alle(n), enkele(n), sommige(n), beide(n), vele(n)
jou/ jouw, u/ uw
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Spelperfect
alle(n), enkele(n), sommige(n), beide(n), vele(n)
jou/ jouw, u/ uw

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

We gingen met zijn (...) naar de bioscoop.
A
alle
B
allen

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

(...) cursisten maken nooit hun huiswerk.
A
Sommige
B
Sommigen

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Regels --> alle - allen?

1. Schrijf geen -n achter deze woorden als er een zelfstandig naamwoord achter staat.

2. Schrijf geen -n als dit soort woorden niet naar mensen verwijst.

3. Schrijf wel een -n als dit soort woorden verwijst naar mensen en zelfstandig in de zin staat.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Katten zijn leuk. (...) vind ik vervelend
A
Weinige
B
Weinigen

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb twee zussen. Ze zijn (...) erg goed in taal.
A
beide
B
beiden

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De kippen waren (...) ontsnapt.
A
alle
B
allen

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hans had twee foto's gemaakt. Ze zijn (...) mislukt.
A
beide
B
beiden

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Onze vrienden waren (alle / allen) aanwezig op het feestje.
A
alle
B
allen

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

alle(n), enkele(n), sommige(n), beide(n), vele(n)
  • Deze woorden kun je zowel met of zonder n schrijven.
  • Je kijk eerst of het woord en bijvoeglijk naamwoord is of een zelfstandig naamwoord.
  • Als het een bijvoeglijk naamwoord is schrijf je NOOIT een n.
  1. Vele jongeren drinken graag energiedrankjes.
  2. Ik heb enkele foto's gemaakt. 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

alle(n), enkele(n), sommige(n), beide(n), vele(n)
  • Als het een zelfstandig naamwoord is schrijf je een -n als het verwijst naar personen:
  1. Ze dachten het allen te weten.
  2. Enkelen van ons zijn vegetariër.
  • Als je verwijst naar dieren of dingen schrijf je NOOIT een n:
  1. De schaapjes zijn alle naar een nieuwe wei gebracht.
  2. De websites zijn beide goed bruikbaar voor de opdracht. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Van (alle / allen) mensen die ik ken, vind ik jou de leukste.
A
alle
B
allen

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Staat alle hier vóór een zelfstandig naamwoord?


'De schoonmaakster moet alle wc's schrobben.'
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quizvraag

Wc's is een zelfstandig naamwoord.
Waarover gaat 'allen'?

'We helpen allen mee.'
A
Over personen
B
Niet over personen

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarover gaat 'alle'?

'Denk aan de poezen: je moet ze alle op tijd eten geven.'
A
Over personen
B
Niet over personen

Slide 15 - Quizvraag

Alle gaat hier over de poezen. Poezen zijn dieren, geen personen. 
Staat alle hier vóór een zelfstandig naamwoord?


'Ik ben blij met alle cadeautjes.'
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quizvraag

Cadeautjes is een zelfstandig naamwoord. 
jou/ jouw, u/uw, mij/ mijn
  • Je gebruikt  jou, u en mij om naar personen te verwijzen.
  • Je gebruikt jouw, uw en mijn om bezit aan te geven. Je gebruikt dit altijd voor een zelfstandig naamwoord.
  1. Hij stuurde mij een appje.
  2. Ik geef u een gebakje.
  3. Hier heb je jouw pen.
  4. Mijn moeder is een vrolijke vrouw.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

jou/jouw, u/ uw, mij/ mijn
  • Als je bezit aangeeft in combinatie met het woord 'van' gebruik je jou, u en mij.
  1.  Die onvriendelijke toon van jou staat me niet aan.
  2. Dat is een goed idee van mij.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ezelsbruggetje
  • Vervang jou/ jouw door je eigen naam.
  • Hoor je een -s achter je naam? Dan schrijf je een -s.

  • Bijvoorbeeld: Dat is jou/jouw boek.
  • Dat is Piets boek.
  • Je hoort een -s, dus: Dat is jouw boek.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hendrik zet ... gegevens op de lijst.
A
jou
B
jouw

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dat ga ik meteen voor ... doen!
A
jou
B
jouw

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

... cake is het lekkerst!
A
Jou
B
Jouw

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb het aan ... broer gevraagd.
A
jou
B
jouw

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wilt ... nog wat drinken?
A
u
B
uw

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

... telefoon is op de grond gevallen.
A
Mijn
B
mij

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gisteren vierden we ... verjaardag.
A
jou
B
jouw

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies