Vaardigheid: vragen beantwoorden

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Had je dit toetsresultaat verwacht?
Ja, ik had verwacht dat ik voldoende zou scoren.
Ja, ik had verwacht dat ik onvoldoende zou scoren.
Ik had geen verwachtingen.
Nee, ik had verwacht dat ik onvoldoende zou scoren.
Nee, ik had verwacht dat ik voldoende zou scoren.

Slide 2 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Ik ben blij met het resultaat
Ja 100% mee eens,!
Mwah, het ging goed, maar er zijn wel verbeter punten
Nee, het ging niet heel goed :(

Slide 3 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Snappen jullie dit?
Nog niet Caesar, maar na deze les hopelijk wel.
Geschiedenis
VAARDIGHEDEN
Vragen begrijpen

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit waarom fruit gezond is.
A
In kiwi zit veel vitamine C. Goed voor lichaam.
B
Fruit is gezond omdat er veel vitamines inzitten.
C
Fruit is gezond omdat er veel vitamines zitten in fruit die het lichaam nodig heeft om te functioneren. Een voorbeeld hiervan is dat vitamine C zorgt voor een goede weerstand. Ik houd trouwens meer van appels.
D
Fruit is gezond omdat er veel vitamines in zitten die het lichaam nodig heeft om goed te blijven functioneren.

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het doel van dit uur?
Dat je na de lessen een goede basis hebt van vaardigheden voor het vak geschiedenis en die je natuurlijk bij andere vakken kunt inzetten!  

Wat zijn vaardigheden eigenlijk? Dingen die je onder de knie kunt krijgen, die je kunt leren toepassen, die je moet kunnen. Bijvoorbeeld:
- Het formuleren van volledige antwoorden        
- Bronanalyse toepassen                          
- Begrijpend lezen

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oké, tijd om te beginnen!
  • Waar moet je op letten als je een vraag leest?
  • Woorden die opdracht geven in een vraag! Zoals:
  • 'Verklaar' 'Leg uit'
  • 'Beredeneer/beargumenteer' 'Benoem'
  • 'Wat is het verband' 'Wat is de overeenkomst/het verschil?'
  • Noem een oorzaak / een gevolg 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is wat?
  • Verklaren =  Waarom is iets zoals het is? Wat heb ik erover geleerd en wat vind ik hiervan als ik zelf logisch nadenk?
  • Uitleggen = Vertel wat je erover hebt geleerd: feiten.
  • Beargumenteren = Overtuigen met feiten (soms met mening)
  • Verband leggen = Wat heeft het één met het ander te maken?
  • Verschil  = Beide kanten uitleggen en dan benoemen wat het verschil is.
  • Benoemen =  Bijvoorbeeld één begrip dat je hebt geleerd of één voorbeeld uit de brontekst.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De OUD-Structuur
Elke goed antwoord bestaat uit 3 onderdelen:

  1. O = omdat  (herhaal de vraag)

  1. U = Uitleg   (Je uitleg)

  1. D = dus, daarom of daardoor (je conclusie)

Heeft je antwoord deze drie onderdelen? Dan is je antwoord compleet. 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De OUD-structuur
  • O = staat voor omdat. Je herhaalt de vraag en vult deze aan met het woord omdat.

  • U = staat voor uitleg. Je geeft historische uitleg/informatie die antwoord geeft op de gestelde vraag.

  • D = staat voor daarom, dus of daardoor. Je uitleg wordt gevolgd door daarom/daardoor/dus, omdat je een conclusie gaat trekken uit je historische uitleg. Dit is de afsluiting van je vraag. Een conclusie is altijd kort en bondig geformuleerd.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld
Opdracht

Na verloop van tijd gingen veel jager-verzamelaars over op de landbouw. Noem een reden om aan landbouw te doen.

  • (O) De jagers en verzamelaars gingen aan landbouw doen omdat.
  • (U) De jacht zo succesvol was geweest dat er steeds minder dieren te vinden waren. Hierdoor was er te weinig eten en moest er een andere oplossing gevonden worden. 
  • (D)  Daarom gingen steeds meer jagers en verzamelaars aan landbouw doen. 


(O) herhaal de vraag + omdat
(U) geef je uitleg
(D) Dus, daarom of daardoor + conclusie 





Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze doen we samen
Leefden Egyptenaren in 6000 v.Chr. in grotere of in kleinere groepen dan in 2000 v.Chr.? Leg je antwoord uit. 

(O) ?
(U) ? 
(D) ? 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze doen we samen
Leefden Egyptenaren in 6000 v.Chr. in grotere of in kleinere groepen dan in 2000 v.Chr.? Leg je antwoord uit. 

(O) De Egyptenaren leefde in 6000 V.chr in kleinere groepen dan in 2000 V.Chr omdat.
(U) ? 
(D) ? 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze doen we samen
Leefden Egyptenaren in 6000 v.Chr. in grotere of in kleinere groepen dan in 2000 v.Chr.? Leg je antwoord uit. 

(O) De Egyptenaren leefde in 6000 V.chr in kleinere groepen dan in 2000 V.Chr omdat.
(U) In 6000 V.Chr iedereen nog als jagers en verzamelaars leefde. Dit betekende dat er minder voedsel was en dat er veel rond getrokken werd wat beter gaat in kleinere groepen. 
(D) ? 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze doen we samen
Leefden Egyptenaren in 6000 v.Chr. in grotere of in kleinere groepen dan in 2000 v.Chr.? Leg je antwoord uit. 

(O) De Egyptenaren leefde in 6000 V.chr in kleinere groepen dan in 2000 V.Chr omdat.
(U) In 6000 V.Chr iedereen nog als jagers en verzamelaars leefde. Dit betekende dat er minder voedsel was en dat er veel rond getrokken werd wat beter gaat in kleinere groepen.
(D) Daarom leefde de Egyptenaren in 6000 V.Chr in kleinere groepen dan in 2000 V.Chr

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nu jullie  

Beantwoord de volgende vragen aan de hand van de OUD-structuur.

Let op: het gaat me nu eens niet zozeer om je uitleg zelf maar om de vorm van je uitleg.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit dat irrigatielandbouw voor een grote verandering zorgde in de levenswijze van Egyptische boeren.

Slide 17 - Open vraag

Lees de vraag goed, het liefst een paar keer, voordat je aan antwoorden begint.
Wat is de opdracht in de vraag? Wat wordt er van jou verwacht?
Er staat 'leg uit', dat is een opdracht. Jij moet dus gaan uitleggen waarom iets zo is.
Er staat een begrip, namelijk irrigatielandbouw. Jij kunt deze vraag niet beantwoorden zonder duidelijk te maken wat dat begrip precies betekent.
Er staat verandering, dat betekent dat er een situatie VOOR en een situatie NA is, en dat die situatie is veranderd door een gebeurtenis of ontwikkeling, in dit geval de irrigatielandbouw. Jij moet uitleggen wat de situatie ervoor was (levenswijze van de Egyptische boeren) en de situatie (levenswijze) erna.
Voordat je begint met het beantwoorden van
de vraag, schrijf je bij de vraag op je toetsblad wat 
de opdracht in de vraag is. Je maakt dan voor jezelf dan duidelijk wat je gaat doen. 

De kans dat je dan een onderdeel van de vraag vergeet in je antwoord is dan veel kleiner!

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De Grieken volgden een polytheïstische religie. Leg dit uit en geef daarbij een kenmerk van de Griekse levenswijze dat dit onderbouwt.

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Snappen jullie dit?
Nu wel beter Caesar, maar oefening baart kunst.
Geschiedenis
VAARDIGHEDEN
Vragen begrijpen

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dit vond ik vandaag het lastigst

Slide 21 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Dit kan ik nu iets beter... (als ik het blijf oefenen)

Slide 22 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies