In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Welkom 1MH2!
Welkom 1Ha!
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen vandaag?
Herhalen vorige les
Uitleg paragraaf 5.3
aan de slag
Slide 2 - Tekstslide
Bereken
240−681344+1236=
Slide 3 - Open vraag
Bereken
(−7−8)⋅23−721=
Slide 4 - Open vraag
Praktische situaties
Je kunt de regels voor het afronden niet altijd gebruiken. Je moet soms naar de situatie kijken.
Kijk goed naar de situatie om te weten hoe je moet afronden.
Geldbedragen rond je af op twee decimalen.
Bij contante betalingen rond je af op vijf cent.
Slide 5 - Tekstslide
Voorbeeld 1
Chantal trakteert haar klasgenoten en de docent op ijs. Zij zit in een klas van 20 leerlingen. In een doos zitten 6 ijsjes. Hoeveel dozen koopt Chantal?
Slide 6 - Tekstslide
Voorbeeld 1
Chantal trakteert haar klasgenoten en de docent op ijs. Zij zit in een klas van 20 leerlingen. In een doos zitten 6 ijsjes. Hoeveel dozen koopt Chantal?
20 : 6 = 3,333333
Normaal zou je dit afronden naar 3. Alleen zou Chantal dan te weinig ijsjes hebben voor iedereen. Ze zou dus 4 dozen moeten kopen
Slide 7 - Tekstslide
Voorbeeld 2:
Job doet boodschappen. Op de kassa staat 7,43 euro. Job betaald contant. Welk bedrag moet hij betalen?
Slide 8 - Tekstslide
Voorbeeld 2:
Job doet boodschappen. Op de kassa staat 7,43 euro. Job betaald contant. Welk bedrag moet hij betalen?
7,45
Geld wordt namelijk altijd afgerond op 5 centen!
Slide 9 - Tekstslide
Voorbeeld 3:
Jaap gaat zijn huis opnieuw schilderen. Hij heeft 20 vierkante meter muur. In één pot verf zit verf voor 9 vierkante meter. Hoeveel potten verf moet Jaap kopen?
Slide 10 - Tekstslide
Voorbeeld 3:
Jaap gaat zijn huis opnieuw schilderen. Hij heeft 20 vierkante meter muur. In één pot verf zit verf voor 9 vierkante meter. Hoeveel potten verf moet Jaap kopen?
20 : 9 = 2,222222
Normaal zou je dit afronden op 2 emmers. Maar aan 2 emmers heb je niet genoeg verf. Jaap zou dus 3 emmers moeten kopen.
Slide 11 - Tekstslide
Er wachten 23 mensen op de lift, per keer kunnen er 7 mensen mee. Hoe vaak moet de lift omhoog om alle mensen op de juiste verdieping te krijgen?
Slide 12 - Open vraag
Grote getallen
Slide 13 - Tekstslide
200 miljoen = ........... miljard
Slide 14 - Open vraag
Huiswerk
Je mag nu aan de slag met de opdrachten van paragraaf 5.3.
Dit is ook het huiswerk wat volgende les af moet zijn.