Talent 4.7 havo Grammatica ZD: ev-zinnen, mv-zinnen, MV

1 / 22
volgende
Slide 1: Video
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Wat leer je?
In deze paragraaf leer je:
wat enkelvoudige en samengestelde zinnen zijn;
hoe je het meewerkend voorwerp vindt.

Slide 2 - Tekstslide

Enkelvoudige en samengestelde zinnen 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

enkelvoudige zin =

één HZ hoofdzin = 1x pv + 1x o  

Een enkelvoudige zin is altijd een hoofdzin. 
Persoonsvorm en onderwerp staan dan naast elkaar:
Vb. Hij luistert goed naar zijn zangcoach. 
Vb. Luistert hij goed naar zijn zangcoach?

Slide 5 - Tekstslide

Samengestelde zin:

HZ + HZ
of HZ + BZ
of BZ + HZ

Slide 6 - Tekstslide

Samengestelde zin:
HZ + HZ

HZ + HZ: 2 hoofdzinnen? en, maar, want, dus, of
1x pv + 1x o & 1x pv + 1x o (samengesteld met een van de ze 5 voegwoord)
of HZ + BZ
of BZ + HZ

Slide 7 - Tekstslide

Samengestelde zin:
HZ + BZ  of   BZ + HZ
Waaraan herken je een bijzin?
- Een bijzin kan niet als zin losstaan van een hoofdzin
- De bijzin wordt samengesteld middels een ander voegwoord, zoals omdat, want, terwijl, voordat, nadat, als, wanneer...
HZ + BZ: Ik ga naar de tandarts, omdat ik kiespijn heb.
BZ + HZ: Omdat ik kiespijn heb, ga ik naar de tandarts.



Slide 8 - Tekstslide

bijzin: pv en o uit elkaar 

Let op:
- de voegwoorden (andere voegwoorden dan: en, maar, want, of, dus)
- pv en werkwoorden achteraan de zin
- en als je woorden zoals 'niet' tussen de pv en o kan zetten

Slide 9 - Tekstslide

Ik heb morgen een toets, dus ga ik vroeg naar bed.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin
D
geen zin

Slide 10 - Quizvraag

Terwijl de regen met bakken uit de hemel komt, zitten wij lekker binnen.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin
D
onzin

Slide 11 - Quizvraag

Het meewerkend voorwerp
We kennen nu de PV, O, WG, NG en LV

Nu behandelen we het MV

Slide 12 - Tekstslide

Vaste volgorde zinsdelen benoemen
1. persoonsvorm(en) onderstrepen
2. enkele en dubbele zinsdeelstrepen
3. werkwoordelijk 
4. onderwerp
5. lijdend voorwerp
6. meewerkend voorwerp

Slide 13 - Tekstslide

§4.7 Grammatica zinsdelen
Het meewerkend voorwerp (mv)
Naast de rollen O en LV in de zin, speelt het MV ook mee. 
Het MV werkt mee aan het onderwerp, gezegde én lijdend voorwerp.
Meestal bij werkwoorden 'geven' of 'vertellen'.  (aan wie? voor wie?)

Ik  / gaf / mijn tante / een cadeautje.
o      wg          mv                            lv

Slide 14 - Tekstslide

Hoe vind je het mv? 
1. Stel de mv-vraag:   Aan wie / voor wie of wat + wg + o + lv?
Ik geef mijn tante een cadeautje: Aan wie geef ik een cadeautje?

2. De aan/voor-proef: 
Als het zinsdeel begint met aan/voor (+ persoon) en je kunt dit voorzetsel weglaten.
Als het zinsdeel niet begint met aan/voor (persoon), maar je dit kunt toevoegen.
Ik geef aan mijn tante een cadeautje
Ik geef (aan) mijn tante een cadeautje



Slide 15 - Tekstslide

Uitlegfilmpje mv online in Talent

Slide 16 - Tekstslide

Placemat:
Schrijf stilletjes in een hoekje de zin op en benoem de zinsdelen.
Daarna gaan jullie overeenkomsten ontdekken.
Met wat voor soort zinnen hebben we hier te maken?



  • Als   mensen   in   natuurparken   rondrijden,   doen   ze   vreemde   dingen.

  • Als / mensen in natuurparken / rondrijden // doen / ze / vreemde dingen.
  •                           o                                       pv + wg        pv+wg     o                 lv          
  • In een samengestelde zin plaats je dubbele zinsdeelstrepen: //


Slide 17 - Tekstslide

Nog eentje dan, ... en let op het aantal pv's!
  • Ze gaan uit de auto omdat ze hun kinderen een onvergetelijk moment willen bezorgen. 



  • Ze / gaan/ uit de auto // omdat / ze / hun kinderen / een onvergetelijk moment / willen / bezorgen.
  •  o    pv+wg            -                    -             o              mv                                            lv                            pv+wg      wg 
  • In een samengestelde zin plaats je dubbele zinsdeelstrepen: //

Slide 18 - Tekstslide

Wat?
§4.7 Grammatica zinsdelen: nakijken 1 t/m 4 + maken 6, 7, 9
Hoe?
Leerwerkboek B
Hulp?
Boek, klasgenoot, leraar
Resultaat?
Huiswerk 
Leerdoel?
Meewerkend voorwerp
Klaar?
voortuit werken (5.7)

Slide 19 - Tekstslide




Hoe ging het in de klas?
Wat weet je nu?

Slide 20 - Tekstslide

Wat weet je nu?

enkelvoudige zin, hoofdzin en bijzin
meewerkend voorwerp (mv)

Slide 21 - Tekstslide

Maken
H4.7 grammatica zinsdelen
Maak opdracht 1 (2 niet!), 3, 4 (5 niet!), 6, 7 (8 niet!), 9,  10 (11 en 12 niet!) 
Snel klaar? Maak 11 en 12. Maar, deze kun je ook bewaren om te oefenen als voorbereiding op de toets (toets grammatica in mei)

Slide 22 - Tekstslide