Latijnse zinnen vertalen

Regem frater eius e regno expulit.
rex, reges: koning
frater, fratres: broer
eius: gen. van het pers. vnw. 'is'
regnum: koninkrijk
expellere, expuli: verjagen
e(x) (+ abl.): uit
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Regem frater eius e regno expulit.
rex, reges: koning
frater, fratres: broer
eius: gen. van het pers. vnw. 'is'
regnum: koninkrijk
expellere, expuli: verjagen
e(x) (+ abl.): uit

Slide 1 - Tekstslide

Regem frater eius e regno expulit: wie is het onderwerp van deze zin?
A
regem
B
frater
C
regno
D
eius

Slide 2 - Quizvraag

Regem frater eius e regno expulit: bij wie hoort 'eius'?
A
regem
B
frater
C
regno

Slide 3 - Quizvraag

Regem frater eius e regno expulit: wie is het lijdend voorwerp?
A
regem
B
frater
C
regno

Slide 4 - Quizvraag

Regem frater eius e regno expulit: welke tijd heeft 'expulit'?
A
praesens
B
imperfectum
C
perfectum

Slide 5 - Quizvraag

Regem frater eius e regno expulit: wat betekent 'e regno'?
A
uit het koninkrijk
B
naar het koninkrijk
C
naar het paleis
D
uit het paleis

Slide 6 - Quizvraag

Regem frater eius e regno expulit: vertaal de zin.
A
De koning heeft zijn broer uit het koninkrijk verdreven
B
Zijn broer heeft de koning uit zijn koninkrijk verdreven
C
Zijn broer verdrijft de koning uit zijn koninkrijk
D
De koning is door zijn broer uit het koninkrijk verdreven

Slide 7 - Quizvraag

belangrijk:
Kijk altijd goed naar de naamval, om te zien wie/wat onderwerp is of lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp
Kijk goed naar de tijd van het werkwoord
Vertaal een zin niet passief (met een voltooid deelwoord), als die actief is.

Slide 8 - Tekstslide

Amulius servos iussit pueros in fluvium mittere.

servus: slaaf
iubere, iussi: bevelen
puer: jongen
fluvius: rivier
mittere: gooien

Slide 9 - Tekstslide

Wie geeft het bevel?

Slide 10 - Open vraag

Aan wie wordt het bevel gegeven? Noem het Latijnse woord.

Slide 11 - Open vraag

Vertaal: Amulius servos iussit (let op de tijd van het werkwoord!)

Slide 12 - Open vraag

Amulius beval de slaven om 'pueros in fluvium mittere'. Wat moeten ze dus doen?

Slide 13 - Open vraag

Vertaal nu de hele zin: Amulius servos iussit pueros in fluvium mittere

Slide 14 - Open vraag

Vertaal nu de hele zin: Amulius servos iussit pueros in fluvium mittere

Slide 15 - Open vraag

Dido sorori dicit regem servos necavisse.

soror, sorores: zus
rex, reges: koning
necare: doden

Slide 16 - Tekstslide

Dido sorori dicit regem servos necavisse: wat is de persoonsvorm?
A
necavisse
B
dicit

Slide 17 - Quizvraag

Dido sorori dicit regem servos necavisse: wat is de naamval van sorori?
A
genitivus
B
dativus
C
nominativus
D
ablativus

Slide 18 - Quizvraag

Hoe vertaal je 'Dido sorori dicit'?

Slide 19 - Open vraag

Dido sorori dicit regem servos necavisse
Na werkwoorden van dicere komt bijna altijd een A.c.I.
Je vertaalt die met een bijzin, die begint met 'dat'. Na 'dat' komt de accusativus als onderwerp en de infinitivus als persoonsvorm.

Slide 20 - Tekstslide

Dido sorori dicit regem servos necavisse: wat is de A.c.I.?
A
regem necavisse
B
regem servos
C
servos necavisse

Slide 21 - Quizvraag

subjectsaccusativus en objectsaccusativus
Soms staan er twee accusativi voor de infinitivus van de A.c.I. De regel is dan, dat de accusativus die net voor de infinitivus staat, het lijdend voorwerp (object) is van de infinitivus en die dáárvoor het onderwerp (subject) van de infinitivus.

Slide 22 - Tekstslide

Wat is de tijd van de infinitivus 'necavisse'?
A
praesens
B
imperfectum
C
perfectum

Slide 23 - Quizvraag

Wat betekent het voor de persoonsvorm van de bijzin dat de infinitivus van de A.c.I. een inf. perfecti is?
A
heeft dezelfde tijd als die van de hoofdzin
B
heeft een vroegere tijd dan die van de hoofdzin
C
heeft een latere tijd dan die van de hoofdzin

Slide 24 - Quizvraag

Hoe vertaal je 'regem servos necavisse' na 'Dido zegt tegen haar zus.....'?

Slide 25 - Open vraag

Rea dicebat deum se iuvare.
dicere: zeggen
deus: godheid
se: wederkerend pers. vnw.
iuvare: helpen

Slide 26 - Tekstslide

Wat is de tijd van 'dicebat'?
A
praesens
B
perfectum
C
imperfectum

Slide 27 - Quizvraag

Welke tijd heeft 'iuvare'?
A
praesens
B
perfectum

Slide 28 - Quizvraag

Rea dicebat deum se iuvare: wat is de subjectsaccusativus en wat de objectsaccusativus?
A
subj. acc. is deum obj. acc. is se
B
subj. acc. is se, obj. acc. is deum
C
subj. acc. is Rea, obj. acc. is se
D
subj. acc. is Rea, obj. acc. is deum

Slide 29 - Quizvraag

Rea dicebat deum se iuvare: wat is de goede vertaling?
A
Rea zei dat de godheid haar zou helpen
B
Rea zei dat de godheid haar geholpen had
C
Rea zei dat zij de godheid hielp
D
Rea zei dat de godheid haar hielp

Slide 30 - Quizvraag