Diabetes Mellitus

1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zorgt er voor een hogere bloedglucosespiegel?

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat zorgt er voor een hogere bloedglucosespiegel?
Glucose in voeding, hormonen denk aan corticosteroïden, adrenaline, groeihormoon, stress, leverziekten, verminderde insuline productie, verminderde gevoeligheid voor insuline, zwangerschap, enz.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waardoor gaat de bloedglucosespiegel omlaag?

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waardoor gaat de bloedglucosespiegel van omlaag?
te weinig eten, groot energieverbruik (bijvoorbeeld bij sporten)
door het gebruik van alcohol, gebruik van andere medicijnen in combinatie met je diabetesmedicatiet eveel insuline spuiten
verkeerde instellingen van je insulinepomp te sterke werking van orale diabetesmedicatie

Slide 5 - Tekstslide

Als je alcohol drinkt, is je lever alleen maar bezig met het afbreken van de alcohol. Daardoor geeft je lever geen glucose meer af en daalt je bloedglucosewaarde. Ook de suiker in dranken als zoete wijn, mixdranken, likeur en bier. Er zijn dus twee effecten waar je rekening mee moet houden: het effect van alcohol en het effect van koolhydraten.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De alvleesklier produceert twee hormonen m.b.t. de glucosehuishouding. Welke?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kan je glucose opslaan in het lichaam?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het probleem bij dm type 1?

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het probleem bij type 2?

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom noemen we type 2 dm, geen ouderdomsdiabetes meer?

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom moet een zv met dm veel plassen?

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is gluconeogenese?

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat doen orale antidiabetica medicatie?

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Biguaniden; Metformine 
  • Vermindering van de glucoseproductie in de lever;
  • Toename van de insulinegevoeligheid van perifere weefsels (met name spieren), waardoor glucoseopname en -gebruik toeneemt;
  • Remming van de absorptie van glucose in de darmen.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sulfonylureumderivaten.; glibenclamide, glimepiride en tolbutamide 
Stimuleren de afgifte van insuline door de β-cellen in de pancreas.

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij een hypoglycaemie, heb je
A
Dorst
B
Honger

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij hyperglycaemie
A
Weinig dorst en weinig plassen
B
Veel dorst en veel plassen
C
Weinig dorst en veel plassen
D
Veel dorst en weinig plassen

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke slechte stof komt er vrij bij gluconeogenese?

Slide 45 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Complicaties van dm

Slide 47 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies