In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Lezen les 3
Herhalen theorie en afronden lezen 1.3
Slide 1 - Tekstslide
Vorige les
Tekstverbanden
Slide 2 - Tekstslide
Zoek tekstverband:
Hij houdt van pannenkoeken, maar niet van pizza.n.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
chronologie
D
toelichting
Slide 3 - Quizvraag
Welk tekstverband geeft het signaalwoord aan?
Sleep de signaalwoorden naar het goed tekstverband.
opsomming
tegenstelling
tijdsvolgorde
echter
maar
ook
nadat
daarnaast
terwijl
Slide 4 - Sleepvraag
Vandaag
Theorie herhalen van dit hoofdstuk (wat kennen voor de toets)
Lezen 1.3 opdracht 13 bespreken (was een lastige opdracht)
Opdrachten maken
Slide 5 - Tekstslide
Welke tekstverbanden moet je kennen?
Slide 6 - Tekstslide
De manieren van lezen
Verkennend lezen
Nauwkeurig lezen
Zoekend lezen
Studerend lezen
Slide 7 - Tekstslide
Onderwerp en deelonderwerp
Je moet het onderwerp van een tekst kunnen vinden/weten. Stel de vraag: waar gaat de tekst over?
Je moet weten wat een deelonderwerp is en hoe je een deelonderwerp kan vinden. Stel de vraag: Waar gaat deze alinea over?
Slide 8 - Tekstslide
Dit is wat je moet weten van lezen hoofdstuk 1
De volgende les starten we met lezen hoofdstuk 2. De toets lezen gaat over lezen hoofdstuk 1 en hoofdstuk 2 samen.
Slide 9 - Tekstslide
Lezen 1.3 vraag 13 - vragen over signaalwoorden in tekst 2
In het eerste deel van alinea 3 zit een opsomming. Onderstreep in de tekst de twee signaalwoorden die dit verband aangeven. Let op: signaalwoorden kunnen uit meerdere woorden bestaan.
Slide 10 - Tekstslide
Welke twee signaalwoorden in alinea 3 geven een opsomming aan?
Slide 11 - Open vraag
Waarvan is dit een opsomming?
A
Hoe je bereikt dat je ouders wat minder gaan meegluren.
B
Waarom je het niet prettig vindt dat je ouders meegluren.
C
Waarom je het moet uitleggen als je het niet prettig vindt dat je ouders meegluren.
Slide 12 - Quizvraag
In dezelfde alinea zit ook een signaalwoord dat een tegenstelling aangeeft. Welk signaalwoord is dat?
Slide 13 - Open vraag
In de laatste alinea zitten twee signaalwoorden die een tijdsvolgorde aangeven. Welke zijn dat?