§2.1 - Menselijke en dierlijke cellen

Welkom
- Spullen op tafel, inloggen, startklaar.
- Huiswerk in de agenda zetten.
- Voorkennis / Les §2.1 - Menselijke 
en dierlijke cellen
- Vooruitblik.
Leerdoelen
1. Je herkent emergente eigenschapen.
2. Je herkent de biologische organisatieniveau's.
3. Je benoemt de functies van het celmembraan, het cytoplasma, het celskelet en de organellen van een dierlijke cel.

Huiswerk
Lezen (Lz) §2.2
Maken (Mk) Voorkennis en §2.1

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom
- Spullen op tafel, inloggen, startklaar.
- Huiswerk in de agenda zetten.
- Voorkennis / Les §2.1 - Menselijke 
en dierlijke cellen
- Vooruitblik.
Leerdoelen
1. Je herkent emergente eigenschapen.
2. Je herkent de biologische organisatieniveau's.
3. Je benoemt de functies van het celmembraan, het cytoplasma, het celskelet en de organellen van een dierlijke cel.

Huiswerk
Lezen (Lz) §2.2
Maken (Mk) Voorkennis en §2.1

Slide 1 - Tekstslide

Binas 79B: Een plantenvirus infecteert een bladcel.
Welk onderdeel passeert het virus voordat het door het celmembraan gaat?

Slide 2 - Open vraag

Door het tabaksmozaïekvirus krijgen geïnfecteerde bladcellen een gele kleur. Zij verliezen daarmee een functie. Welke?

Slide 3 - Open vraag

Hoe bestrijdt het lichaam ziekteverwekkers?
A
Via rode bloedcellen
B
Via witte bloedcellen
C
Via bloedplaatjes

Slide 4 - Quizvraag

Organisatieniveaus
Het deel van de aarde dat wordt bewoond door organismen
Een groep konijnen
Een gebied met alles wat wel en niet leeft
Één konijn
Hoe kijken biologen naar hoe organismen werken?
Een organisatieniveau is een biologische structuur met een duidelijke samenhang tussen de onderdelen. Organisatieniveaus staat met elkaar in verband.

Slide 5 - Tekstslide

Organisatieniveaus
Één konijn
Bijvoorbeeld bloedvatenstelsel
Bijvoorbeeld het hart
Bijvoorbeeld een spiercel in het hart
Bijvoorbeeld een celkern in de spiercel
Bijvoorbeeld zuurstof
Hoe kijken biologen naar hoe organismen werken?

Slide 6 - Tekstslide

Emergente eigenschap
Pas zichtbaar op een hoger organisatie-niveau.
Ontstaat door samenwerking van 'losse' onderdelen.
Een eigenschap die niet af te leiden is uit de losse onderdelen.

Slide 7 - Tekstslide

Emergente eigenschap
Wat is in deze afbeelding
de emergente eigenschap?

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht (inleveren)
Maak op een A4 een tekening van de cel, benoem de volgende onderdelen en omschrijf de functie zo gedetailleerd mogelijk. Geef detailtekeningen van een celmembraan en een mitochondrium.

Te benoemen:
Celmembraan, het cytoplasma, het celskelet, celkern, ribosomen, endoplasmatisch reticulum, golgisysteem, transportblaasje, lysosoom, mitochondriën.
Gebruik BiNaS 79C & 79D

Slide 9 - Tekstslide

Dierencellen 
Celmembraan:
begrenzing van de cel, regelt wat er in- en uit gaat. 

Slide 10 - Tekstslide

Dierencellen (heterotroof/ eukaryoot)
Ribosoom:
zijn betrokken bij het maken van nieuwe eiwitten .

Slide 11 - Tekstslide

Dierencellen (heterotroof/ eukaryoot)
Mitochondrium:
energiecentrale van de cel: verbranding van glucose / vetzuren  mbv O2, dit levert energie op en CO2.

Slide 12 - Tekstslide

Dierencellen (heterotroof/ eukaryoot)
Endoplasmatisch reticulum (ER):
transportstelsel van membranen. 

Slide 13 - Tekstslide

Dierencellen (heterotroof/ eukaryoot)
Golgisysteem:
transportstelsel dat eiwitten bewerkt en blaasjes afsnoert zoals lysosomen/ transportblaasjes 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Link

Slide 16 - Link

Je hebt je been gebroken. Op welk organisatieniveau bevindt zich deze aandoening?
A
cel
B
weefsel
C
orgaan
D
orgaanstelsel

Slide 17 - Quizvraag

Je buurman heeft leukemie (kanker in het rode beenmerg). Op welke organisatieniveau bevindt zich deze ziekte?
A
cel
B
weefsel
C
orgaan
D
orgaanstelsel

Slide 18 - Quizvraag

Op welke organisatieniveau vindt de ACTIVITEIT IN GROTE LETTERS plaats?

EEN KLEURSTOF GEEFT KLEUR aan de witte bloedcellen in een bloedpreparaat.
A
molecuul
B
cel
C
weefsel
D
organel

Slide 19 - Quizvraag

In welke organellen vindt de synthese van eiwitmoleculen uit aminozuurmoleculen plaats?
A
ER
B
Kern
C
Ribosomen
D
Golgisysteem

Slide 20 - Quizvraag

Welke organellen zijn betrokken bij de eiwitsynthese?
A
Onderdeel B
B
Onderdeel E
C
Onderdeel F
D
Onderdeel E en F

Slide 21 - Quizvraag

Vooruitblik
§2.2 - DNA en de specialisatie van cellen
Huiswerk
- Mk. §2.1

- Lz. §2.2

Aan de slag
- Mk. §2.1
- Lz. §2.2
- Begrippenlijst maken
- Samenvatten/Mindmap maken
- Oefenen op www.biologiepagina.nl

Slide 22 - Tekstslide

Succescriteria
  • Je kunt de definitie van de volgende begrippen uitleggen:  organisatieniveau, emergente eigenschap, cel, organel, levenskenmerken, celmembraan, membraaneiwitten, transporteiwitten, receptoreiwitten, cytoplasma, celkern, ribosomen, endoplasmatisch reticulum, golgisysteem, transportblaasjes, lysosomen, mitochondriën, structuureiwitten.

  • Je kunt de de leerdoelen aan een ander uitleggen.
  • Je hebt opdrachten gemaakt met voldoende resultaat.

Slide 23 - Tekstslide