Telefoneren

                   


Telefoneren
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
TelMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

                   


Telefoneren

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de gemiddelde leeftijd waarop kinderen hun eerste smartphone krijgen?
A
Vanaf 16 jaar
B
Vanaf 6 jaar
C
Tussen 14 en 16 jaar
D
Tussen 10 en 12 jaar

Slide 2 - Quizvraag

Welk percentage van de jongeren zegt verslaafd te zijn aan hun smartphone?
A
70%
B
50%
C
30%
D
10%

Slide 3 - Quizvraag

Ik gebruik mijn telefoon ... per dag
A
10 uur tot 20 uur
B
20 uur tot 30 uur
C
30 uur tot 40 uur
D
meer dan 40 uur

Slide 4 - Quizvraag

Ik gebruik mijn telefoon .... per dag om te bellen.
A
1 uur t/m 3 uur
B
4 uur t/m 6 uur
C
6 uur t/m 9 uur
D
helemaal niet

Slide 5 - Quizvraag

Ik gebruik mijn telefoon .... uur per dag voor sociaal media
0 uur
1 t/m 5 uur
6 uur t/m 10 uur
11 uur t/m 15 uur
meer dan 15 uur

Slide 6 - Poll

Waarom zit jij op social media? Je mag er meer dan een kiezen.
A
Eerste levensbehoeften (zonder social media kom ik mijn dag niet door).
B
Zelfontplooiing (ik kan mijn creativiteit kwijt op sociale media).
C
Sociaal contact (zo blijf ik verbonden met de mensen om mij heen).
D
Waardering en erkenning (zo krijg ik contact met mensen die hetzelfde doen of denken).

Slide 7 - Quizvraag

Als ik mijn telefoon vergeten ben, dan ga ik hem halen.
A
soms
B
meestal
C
altijd

Slide 8 - Quizvraag

Technologie heeft de angst om te telefoneren verergerd door het verminderen van face-to-face communicatie.
Eens, digitale communicatie heeft het telefoneren ontmoedigd.
Oneens, technologie heeft meer communicatiemogelijkheden geboden.
Eens, het ontbreken van non-verbale cues maakt telefoneren enger.
Oneens, technologie heeft geholpen bij het overwinnen van telefoonangst.

Slide 9 - Poll

Er zou meer begrip en ondersteuning moeten zijn voor mensen met angst om te telefoneren.
Eens, mensen met telefoonangst hebben begrip nodig, geen oordeel.
Oneens, iedereen moet gewoon leren om te telefoneren.
Eens, telefoonangst kan leiden tot sociale isolatie en moet serieus genomen worden.
Oneens, telefoonangst is een eigen verantwoordelijkheid om te overwinnen.

Slide 10 - Poll

Ik vind telefoneren spannend
😒🙁😐🙂😃

Slide 11 - Poll

Ik zie er tegenop om straks te telefoneren op mijn stage..
(10 erg tegen op zien)
110

Slide 12 - Poll

Schrijf alle woorden die je associeert met een goed telefoongesprek

Slide 13 - Woordweb

Schrijf alle woorden die je associeert met een slecht telefoongesprek

Slide 14 - Woordweb

Leesopdracht
Waarom gaan mensen harder praten tijdens het telefoneren?

Maken vragen die erbij horen. 

Slide 15 - Tekstslide

GSM in 1998

Slide 16 - Tekstslide

Geef 3 redenen waarom de mensen in het filmpje geen gsm willen.

Slide 17 - Open vraag

Zou jij nog zonder gsm kunnen?
Ja
Nee

Slide 18 - Poll

Noem een voordeel van het
hebben van een GSM.

Slide 19 - Woordweb

Noem een nadeel van
het hebben van GSM.

Slide 20 - Woordweb

Wat heb je bij de hand wanneer je wil bellen?
A
Een redbull en een zak chips
B
Pen en papier
C
De playstation

Slide 21 - Quizvraag

Waar kan je best bellen?
A
Aan een drukke bushalte, want ik heb nu net even tijd terwijl ik op mijn bus wacht.
B
In een stille ruimte waar ik goede telefoonontvangst heb.
C
Thuis waar mijn kleine broer tv aan het kijken is, want dan kan ik die ook even mee in het oog houden.
D
In de kelder, want daar word ik zeker niet gestoord. Ik heb er alleen niet zo een goed gsm-bereik.

Slide 22 - Quizvraag

Welke stelling is juist?
A
Ik zeg altijd mijn naam wanneer ik bel
B
Mijn baas kent mijn gsm-nummer, dus ik moet mij niet opnieuw voorstellen als ik bel.

Slide 23 - Quizvraag

Welke stelling kies jij?
A
Als ik iemand opbel en de telefoon heeft 3 keer gerinkeld, dan leg ik terug in, want dan zal de ander wel niet meer opnemen en ik wil ook niet aandringen.
B
Als ik iemand opbel, laat ik de telefoon minstens 10 keer rinkelen voor ik terug inleg zodat de ander de tijd heeft om op te nemen.

Slide 24 - Quizvraag

Verkeerd verbonden.
Welke stelling is juist?
A
Als ik een verkeerd nummer gebeld heb, leg ik zo snel mogelijk terug in.
B
Als ik een verkeerd nummer gebeld heb, excuseer ik mij.

Slide 25 - Quizvraag

Maken
Opdracht 2 & 3

Slide 26 - Tekstslide

De begroeting
Hoe doe ik dat?

Slide 27 - Tekstslide

Telefoneren
  • Toon enthousiasme
  • Spreek helder en duidelijk
  • Neem een actieve houding aan
  • Maak aantekeningen (naam etc.) 
  • Start met een sterke zelfverzekerde begroeting

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Openingszin
Hoe doe ik dat?

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

Maken
Opdracht 4 

Slide 32 - Tekstslide

Bel ik gelegen?
Moet je deze vraag stellen?

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Belscript
o Waarom bel je?
o Wat zijn je sterke punten?
o Wat zijn de taken die je moet doen?
o Waarom bel je ons bedrijf? Waarom wil je bij ons stagelopen?
o Wat wil je leren?
o In welke periode is je stageperiode?
o Aan welke voorwaarden moet ons bedrijf voldoen?

Uitwerken en oefenen!

Slide 35 - Tekstslide

Welke tegenwerpingen?

Slide 36 - Woordweb

Tegenwerpingen
Welke tegenwerpingen kun je verwachten?
1. Op dit moment zijn we veel te druk

2. We hebben nog nooit stagiaires 
3. We hebben geen werk voor stagiaires. :
4. Stuur maar een sollicitatiebrief en  CV, dan bellen we je terug
5. Ik zal het intern overleggen, dan bel ik je daarna terug
6. Wij nemen alleen tweede- of  derdejaarsstudenten aan

 Uitwerken en oefenen!

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Video

Wat moet je vooraf weten?
  • Bedenk vooraf antwoorden op de vragen die je kunt krijgen (zie bijlage):
  • Wat zijn je sterke punten?
  • Wat zijn de taken die je moet doen?
  • Waarom bel je ons bedrijf? Waarom wil je bij ons stagelopen?
  • In welke periode is je stageperiode?
  • Aan welke voorwaarden moet ons bedrijf voldoen?
  • Wat heb jij te bieden als stagiair






Slide 39 - Tekstslide

Maken
Opdracht 5 & 6

Slide 40 - Tekstslide

Aan de slag 
  • Je gaat bellen voor een stage bij dierenartsenpraktijk Dierenartsenpraktijk Peize

 Uitwerken en daarna in drietallen oefenen!  

  • 1. Stagebedrijf     
  • 2. Sollicitant   
  • 3. Observator (zie observatieformulier)

Slide 41 - Tekstslide

Aan de slag (in peergroep)
  • Gesprekspunten over jezelf

  • Werk de punten puntsgewijs goed uit

  • Oefen in drietallen:
1. Stagebedrijf
2. Sollicitant
3. Observator (zie observatieformulier)

Slide 42 - Tekstslide

Observatieformulier

Slide 43 - Tekstslide