Do 15 juni 1BH eindquiz lezen + woordenschat

Quiz lezen en woordenschat
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1,2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Quiz lezen en woordenschat

Slide 1 - Tekstslide

Doelen
  • Ik kan uitleggen wat het doel van een tekst is.
  • Ik kan uitleggen wat het doel van een afbeelding bij een tekst is.
  • Ik ken de betekenis van de woorden van blok 5.
  • Ik ken de voorvoegsels en achtervoegsels (blok 5).
  • Ik weet waar ik een woord kan zoeken in het woordenboek.
  • Ik ken woorden met meerdere betekenissen.

Slide 2 - Tekstslide

Tekstopbouw:
Waar staat de belangrijkste zin in een alinea (kernzin)?
A
Meestal vooraan
B
Meestal achteraan
C
In het midden
D
Tussen de voorbeelden

Slide 3 - Quizvraag

Tekstopbouw:
Wat is geen doel van het slot?
A
Samenvatting geven
B
Een grappig verhaal vertellen
C
Conclusie weergeven
D
Een advies geven

Slide 4 - Quizvraag

Tekstopbouw:
Wat doet de schrijver in de inleiding?
A
Onderwerp aankondigen
B
Kort grappig verhaal vertellen
C
Enkele vragen stellen
D
De aanleiding benoemen

Slide 5 - Quizvraag

Tekstopbouw:
Wat hoort er niet bij?
A
Inleiding
B
Middenstuk
C
Slot
D
Afbeeldingen

Slide 6 - Quizvraag

Leesstrategie:
Waar kijk je naar bij oriënterend lezen?
A
Titel en tussenkopjes
B
Eerste en laatste zinnen
C
Anders gedrukte woorden
D
Illustratie

Slide 7 - Quizvraag

Onderwerp en hoofdgedachte:
Wat is een deelonderwerp?
A
Samenvatting van één alinea
B
Een voorbeeld uit de inleiding
C
De laatste zin van een alinea
D
Onderwerp van één alinea

Slide 8 - Quizvraag

Onderwerp en hoofdgedachte:
Wat is het onderwerp van een tekst?
A
samenvatting van één zin
B
in één of enkele woorden waar de tekst over gaat
C
alle tussenkopjes samen
D
de titel

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Wat voor soort tekst zagen we?

Slide 11 - Open vraag

Tekstsoorten en tekstvormen:
Wat is een voorbeeld van een activerende tekst?
A
column
B
recept
C
schoolboekentekst
D
reclamefolder

Slide 12 - Quizvraag

Tekstsoorten en tekstvormen:
Wat is géén voorbeeld van een informerende tekst?
A
nieuwsbericht
B
ingezonden brief
C
verslag
D
zakelijke brief

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het doel van
een krantenbericht of een verslag van een sportwedstrijd?
A
informatie geven
B
amuseren
C
mening geven
D
iets leren of uitleggen

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het doel van een gebruiksaanwijzing?
A
informatie geven
B
amuseren
C
mening geven
D
iets leren of uitleggen

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het doel van een review of bespreking van een film of app?
A
informatie geven
B
amuseren
C
mening geven
D
iets leren of uitleggen

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het doel van een recept?
A
informatie geven
B
amuseren
C
mening geven
D
iets leren of uitleggen

Slide 17 - Quizvraag

Wat betekent het voorvoegsel
on-? (Bijv. onnodig)
A
Niet
B
Opnieuw
C
Met veel
D
Zonder

Slide 18 - Quizvraag

Wat betekent het achtervoegsel
-loos? (Bijv. nutteloos)
A
Niet
B
Opnieuw
C
Met veel
D
Zonder

Slide 19 - Quizvraag

Waar kun je het woord ‘reis’ vinden in het woordenboek?
Bij....
A
Het hele werkwoord
B
Het enkelvoud van het woord
C
De korte vorm van het woord

Slide 20 - Quizvraag

Waar kun je het woord ‘panden’ vinden in het woordenboek?
Bij....
A
Het hele werkwoord
B
Het enkelvoud van het woord
C
De korte vorm van het woord

Slide 21 - Quizvraag

Waar kun je het woord ‘gerechtjes’ vinden in het woordenboek?
Bij....?
A
Het hele werkwoord
B
Het enkelvoud van het woord
C
De korte vorm van het woord

Slide 22 - Quizvraag

Waar kun je het woord ‘loop’ vinden in het woordenboek?
Bij....
A
Het hele werkwoord
B
Het enkelvoud van het woord
C
De korte vorm van het woord

Slide 23 - Quizvraag

Waar kun je het woord ‘forse' vinden in het woordenboek?
Bij....
A
Het hele werkwoord
B
Het enkelvoud van het woord
C
De korte vorm van het woord

Slide 24 - Quizvraag

Wat is het doel van de afbeelding?
A
de tekst leuker maken
B
extra informatie geven

Slide 25 - Quizvraag

Wat is het doel van de afbeelding?
A
de tekst leuker maken
B
extra informatie geven

Slide 26 - Quizvraag

Waar zoek je het woord 'paarse' in het woordenboek? Bij het woord...

Slide 27 - Open vraag

Waar zoek je het woord 'zit' in het woordenboek? Bij het woord...

Slide 28 - Open vraag

Sleep de juiste betekenissen naar elkaar toe.
mateloos
advies
nauwelijks
onderling
bijna geen, bijna niet
heel erg
raad
met elkaar, samen

Slide 29 - Sleepvraag

Sleep de juiste betekenissen naar elkaar toe.
chauffeur
diner
etage
trottoir
Autobestuurder
Avondmaaltijd
Stoep
Verdieping

Slide 30 - Sleepvraag

Onbedwing-
bare
kooplust
grenzeloos
desinfecteren
eenzijdige
ontwapening
paradijselijke
aantrek-
kingskracht
Niet tegen te houden
Neiging om te kopen
Eindeloos
Verlokking
Als in een vredig en rustig oord
ontsmetten
afschaffen van wapens
van één kant

Slide 31 - Sleepvraag

Vragen naar meer zakgeld werkt soms .............
A
averechts
B
consistent
C
impuls
D
doelgericht

Slide 32 - Quizvraag

Geef een tegenstelling van
piepjong

Slide 33 - Open vraag

Geef een tegenstelling van
steenrijk

Slide 34 - Open vraag

Wat betekent:
kwelling
A
groter worden
B
groot ongemak
C
vastellen van een ziekte
D
opwelling

Slide 35 - Quizvraag

VRAGEN?

Slide 36 - Tekstslide