Woordenschat en Lezen 1KT

Over taal blok 2

  • uitbreiding van jouw         woordenschat 
  • Je weet welke informatie jij in een woordenboek kan vinden. 
  • Je kent de functie van zoekwoorden in een woordenboek 

  • Je kent de functie van voor- en achtervoegsels 


  • de betekenis van onbekende woorden afleiden uit het woord


1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Over taal blok 2

  • uitbreiding van jouw         woordenschat 
  • Je weet welke informatie jij in een woordenboek kan vinden. 
  • Je kent de functie van zoekwoorden in een woordenboek 

  • Je kent de functie van voor- en achtervoegsels 


  • de betekenis van onbekende woorden afleiden uit het woord


Slide 1 - Tekstslide

Betekenis afleiden van onbekende woorden

Op de volgende manieren kun je de betekenis van woorden afleiden:

  • kijken of het woord bestaat uit een woord met een voorvoegsel en/of een achtervoegsel. Bijvoorbeeld: misdragen, hersenloos
  • Kijken of het woord een samenstelling is. Bijvoorbeeld: vakkennis, tegelvloer
  • Kijken of het woord lijkt op een woord dat je wel kent. Bijvoorbeeld: chaotisch.

Slide 2 - Tekstslide

Belangrijke begrippen
  • Voorvoegsel;
  • Achtervoegsel.

Slide 3 - Tekstslide

voorvoegsel
voorbeelden van voorvoegsels:
on- , in-, her-, ver-, op-, af-, super-
onjuist, herexamen, verpalnten, informeel, opzoeken, afvragen, superleuk

Voorvoegsel bestaat niet als los woordje. Wel heeft het een betekenis
on = niet
her= opnieuw
super= heel erg

Slide 4 - Tekstslide

voorvoegsel
- een stukje voor het woord

Bijvoorbeeld: 
on (=voorvoegsel) + rustig = onrustig

Slide 5 - Tekstslide

Welk woord heeft een voorvoegsel?
A
extra
B
hoekschop
C
zwartrijder
D
interland

Slide 6 - Quizvraag

woordraadstrategieën
synoniem
omschrijving
tegenstelling
voorbeelden
bekend woordeel
voorvoegsels
achtervoegsel

Slide 7 - Tekstslide

Het woord 'ongevoelig' heeft:
A
Alleen een voorvoegsel
B
Alleen een achtervoegsel
C
Zowel een voor- als achtervoegsel
D
Geen voor- of achtervoegsel

Slide 8 - Quizvraag

Een voorbeeld van een woord met een achtervoegsel is
A
onthaasten
B
wanhoop
C
hopeloos
D
haasten

Slide 9 - Quizvraag

Voeg een achtervoegsel toe aan het woord hoop

Slide 10 - Open vraag

Met welk achtervoegsel kun je een combinatie maken met demonstreren?
A
-tabel
B
-baar
C
-atie
D
-lijk

Slide 11 - Quizvraag

Wat leer je?

Lezen Blok 1
• Je leert dat alle teksten altijd een tekstdoel hebben.
• Ook leer je de verschillende tekstsoorten herkennen.

Slide 12 - Tekstslide

DOEL van een tekst


- De schrijver wil bij de lezer iets bereiken, daarom heeft een tekst een DOEL

Slide 13 - Tekstslide

DOEL:

Informeren


De schrijver wil dat je iets te weten komt

Slide 14 - Tekstslide

DOEL:

Overtuigen


De schrijver wil zijn mening geven

Slide 15 - Tekstslide

DOEL:

Amuseren


De schrijver wil je vermaken

Slide 16 - Tekstslide

En nu aan de slag!

  • Bespreken opdracht 44 t/m 47 
  • Maken Lezen blok 1 opdracht 49 t/m 51 
  • s.o. spelling bespreken  
  • Oefenen Over taal blok 1 en 2 (tip: It's learning, Juf Melis)


Slide 17 - Tekstslide