Wat vooraan staat zit het meest in het product, achteraan het minst.
De voedingswaardetabel geeft overzicht van de kilocalorieën, eiwitten, (verzadigde) vetten, koolhydraten, suikers en zout een product bevat per 100 gram of 100 ml.
E-nummers zijn stoffen die aan eten en drinken worden toegevoegd. Deze stoffen zijn goedgekeurd door de Europese voedselveiligheidsautoriteit (EFSA).
Slide 14 - Tekstslide
Voedingsetiketten lezen
Slide 15 - Tekstslide
Zijn er nog vragen?
Slide 16 - Tekstslide
Hier stopt het eerste deel van de uitleg
Volgende les gaan we verder met de rest van 'Gezonde voeding'.
Start met opdracht 1 (blz. 119)
Slide 17 - Tekstslide
Welkom!
Doe je telefoon in de telefoontas
Ga op je plek zitten
Log in bij LessonUp en open je boek op blz. 115
Slide 18 - Tekstslide
Planning
Terugblik
Leerdoelen
Uitleg BS 4
Oefenen met BS 4
Huiswerk
Afsluiting
Slide 19 - Tekstslide
Terugblik
Slide 20 - Tekstslide
Waar wordt gewicht door bepaald?
Slide 21 - Tekstslide
Waar wordt gewicht door bepaald?
Erfelijke eigenschappen
Voeding
Activiteit
Je gewicht blijft hetzelfde als de hoeveelheid energie die je opneemt gelijk is aan de hoeveelheid energie die je verbruikt.
Wat als je te veel of te weinig
energie opneemt?
Slide 22 - Tekstslide
Gewicht
Bij overgewicht en obesitas is er te veel vet in het lichaam opgeslagen.
Mensen met overgewicht lopen meer gezondheidsrisico’s dan mensen met een gezond gewicht.
Gevaren:
Diabetes
Hoge bloeddruk
Hart-en vaatziekten
Slide 23 - Tekstslide
Gewicht
Ondergewicht ontstaat als de hoeveelheid energie die iemand binnenkrijgt langere tijd minder is dan het lichaam gebruikt.
Mensen met ondergewicht zijn lichter dan goed is voor de gezondheid.
Gevaren:
Afweer gaat achteruit -> sneller ziek
Spierweefsel neemt af
Kans op botbreuk neemt toe
Slide 24 - Tekstslide
BMI
Door je BMI uit te rekenen kun je nagaan of je een gezond gewicht hebt.
<18,5 = ondergewicht
18,5 - 25 = gezond gewicht
>25 = overgewicht
>30 = extreem overgewicht
Slide 25 - Tekstslide
Eetstoornissen
Bij een eetstoornis is eten een moeilijke zaak. Mensen met een eetstoornis hebben negatieve gevoelens over hun gewicht.
Voorbeelden van eetstoornissen:
Anorexia nervosa
Boulimia nervosa
Eetbuistoornis
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Video
Anorexia nervosa
Verkeerd beeld van hun eigen lichaam.
Weigert om (voldoende) te eten.
Gevolgen:
- Ziekten
- Problemen met maag en gebit
- Haaruitval
Slide 28 - Tekstslide
Boulimia nervosa
Bang om te dik te worden.
- Regelmatige eetbuien.
- Na een eetbui wordt het voedsel uitgebraakt of worden laxeermiddelen gebruikt.
Gevolgen:
- Ondervoeding
- De wand van de slokdarm raakt beschadigt.
Slide 29 - Tekstslide
Eetbuistoornis
Heeft ook eetbuien, maar braakt het niet uit.
Gevolgen:
- Ernstig overgewicht (obesitas)
Slide 30 - Tekstslide
Zelf onderzoeken
Onderzoek hoe een eetstoornis kan ontstaan.
- Geef minstens twee oorzaken.
Onderzoek ook wat je kan doen om te helpen wanneer iemand een eetstoornis heeft.
Werk in tweetallen om dit te onderzoeken. Schrijf je antwoorden op.
timer
4:00
Slide 31 - Tekstslide
Oorzaak en hulp
Deze persoon heeft vaak een negatief beeld over zichzelf.
Het kan ontstaan door een nare gebeurtenis, perfectionisme of beïnvloeding door cultuur of social media.
Een eetstoornis kan je niet in je eentje oplossen. Hoe langer het duurt, hoe moeilijker te behandelen.
Schaam je niet, maar praat erover met je huisarts of iemand die je vertrouwt.
Ken je iemand met een eetstoornis? Lees erover en ga het gesprek aan. Bemoedig de persoon om hulp te zoeken, maar push er niet voor.
Slide 32 - Tekstslide
Zijn er nog vragen?
Slide 33 - Tekstslide
Leerdoelen checken
Slide 34 - Tekstslide
Wat moet je doen om op hetzelfde gewicht te blijven?
Slide 35 - Open vraag
Jan heeft een vreetbui en na het eten braakt hij. Welke eetstoornis is dit?
A
Anorexia
B
Boulimia
C
Eetbuistoornis
D
Anorexia & eetbuistoornis
Slide 36 - Quizvraag
Huiswerk
Maak van 2.4 opdracht 1 t/m 9 (blz. 119)
Weet je een vraag niet? Lees de tekst nog eens. Vraag het daarna pas aan de docent.
Klaar? Kijk je huiswerk na, flitskaarten, test jezelf,