2T. Oefentoets ch3. Part 1

1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Theoretisch
Gebruik deze LessonUp om te leren voor de toets

Vocabulary - Theme words, A Watching + C Reading
Leer Nederlands-Engels. Theme words ook Engels-Nederlands

Grammar - Adjectives
Zorg dat je de woordvolgorde in het Engels ook kent

Slide 2 - Tekstslide

to applaud
because
dressing room
first
moving
to entertain
applaudiseren
omdat
vermaken
ten eerste
kleedkamer
ontroerend

Slide 3 - Sleepvraag

My favorite Disney prince is prince
.... (aantrekkelijk)
A
annoying
B
wonderful
C
charming
D
disappointing

Slide 4 - Quizvraag

Which picture shows a venue?
A
B
C
D

Slide 5 - Quizvraag

I cannot watch movies with ... (ondertiteling), I find them annoying
A
storyline
B
subtitles
C
undertitles
D
lines

Slide 6 - Quizvraag

Which picture shows a charity?
A
B
C
D

Slide 7 - Quizvraag

Welk woord betekent: spannend?
A
weird
B
surprising
C
awful
D
thrilling

Slide 8 - Quizvraag

Which picture shows a red carpet?
A
B
C
D

Slide 9 - Quizvraag

Which picture shows a gem?
A
B
C
D

Slide 10 - Quizvraag

Which picture shows an autograph?
A
B
C
D

Slide 11 - Quizvraag

I would love to go to the movies,                  I have to work that night.
Foods                pizza and ice cream aren’t very good for you.
Wow, who knew! My friend                   went to Spain in 2009.
...
...
...
such as
also
but

Slide 12 - Sleepvraag

                    I don't eat meat, I will order the vegetarian lasagna.
Just by looking at him, we could                  see he was in a lot of pain.
There were not enough participants.                    , the trip was cancelled.
...
...
...
therefore
since
clearly

Slide 13 - Sleepvraag

screenplay
nearly
insane
predictable
extra
so
zodat
voorspelbaar
script
te gek
bijna
figurant

Slide 14 - Sleepvraag

Vertaal naar het Engels
kaskraker

Slide 15 - Open vraag

Vertaal naar het Engels
steeds

Slide 16 - Open vraag

Vertaal naar het Engels
carrière

Slide 17 - Open vraag

Vertaal naar het Engels
best wel

Slide 18 - Open vraag

Vertaal naar het Engels
repeteren

Slide 19 - Open vraag

Vertaal naar het Engels
gelukkig

Slide 20 - Open vraag

Vertaal naar het Engels
baan

Slide 21 - Open vraag

Adjectives
Bijvoeglijke naamwoorden

Slide 22 - Tekstslide

What is a noun?

Slide 23 - Open vraag

Zoals je weet bestaat er in het Engels een vaste woordvolgorde: wie / doet / wat / waar / wanneer.
  

He - watched - a film - on television - last weekend.

Wie - doet - wat - waar - wanneer

Slide 24 - Tekstslide

Je kunt ook een adjective (bijvoeglijk naamwoord) aan een zin toevoegen. Een adjective zegt iets over het zelfstandig naamwoord. Je zet ze dan voor het zelfstandig naamwoord.

He watched a funny film.
They bought a lovely dress.
We had a good time.

Slide 25 - Tekstslide

Soms zet je een adjective achter het werkwoord. In dat geval geeft de adjective extra informatie over het onderwerp. 
Dit kan bij werkwoorden zoals to be, look, appear en seem.
  

She looks amazing in my new dress.
I am curious to see that new film.
They seem focussed on their singing careers.

Slide 26 - Tekstslide

My friends have a ... hide-out place.
This ... comedy is set in Los Angeles in 1990.
She is ...! She makes so many jokes.
The ... Harry Potter movie was the best.
romantic
first
hilarious
secret

Slide 27 - Sleepvraag

1. He _________ listens __________ to the radio.

2. They ___________ read ___________ a book.

3. Tom _________ is _________ very friendly. 

4. Pete _________ gets _________ angry. 

5. We _________ are _________ on time. 
Sleep het bijwoord op de juiste plek
often
sometimes
usually
never
always

Slide 28 - Sleepvraag

1. She wore a _______ dress ______ last night.

2. I am __________ about my __________ date.

3. They bought _________ a _________ kitten.  

4. Pete looks ________ about the _____ move. 

5. We _______ saw a ______ film on Saturday.
Sleep het bijwoord op de juiste plek
beautiful
excited
small
angry
funny

Slide 29 - Sleepvraag

Type the number where the adjective belongs:
She was (1) a (2) model (3) when she was (4) younger. (beautiful)

Slide 30 - Open vraag

Type the number where the adjective belongs:
(1) Ben is (2) baby (3).
((an adorable)

Slide 31 - Open vraag

Type the number where the adjective belongs:
They (1) saw (2) film (3) last night (4)
(an exciting)

Slide 32 - Open vraag

Type the number where the adjective belongs:
(1) this (2) book (3) looks (4) to me
(interesting)

Slide 33 - Open vraag

Wat is de correcte woordvolgorde in het Engels?
A
Wanneer doet wie waar wat
B
Wie doet wat waar wanneer
C
Waar doet wie wanneer wat
D
Wat doet wie waar wanneer

Slide 34 - Quizvraag

wie
doet
wat
waar
wanneer
was
Kate
at the park
yesterday
very happy

Slide 35 - Sleepvraag

wie
doet
wat
waar
wanneer
loves
on the kitchen table
at night
to sleep
the kitten

Slide 36 - Sleepvraag

wie
doet
wat
waar
wanneer
were wearing
The girls
at the gala
last weekend
pink dresses

Slide 37 - Sleepvraag

wie
doet
wat
waar
wanneer
football
are playing
in the park
the kids

Slide 38 - Sleepvraag

Put in the correct order:
at the zoo - had - an - they - day - yesterday - amazing

Slide 39 - Open vraag

Put in the correct order:x
looked - we - last year - terrifying - our halloween costumes - in

Slide 40 - Open vraag

Put in the correct order:
guitar - new - bought - online - she - her

Slide 41 - Open vraag

Put in the correct order:
in May - excited - I - to fly - am - to Spain

Slide 42 - Open vraag

Put in the correct order:
at the zoo - had - an - they - day - yesterday - amazing

Slide 43 - Open vraag

Put in the correct order:x
looked - we - last year - terrifying - our halloween costumes - in

Slide 44 - Open vraag

Put in the correct order:
guitar - new - bought - online - she - her

Slide 45 - Open vraag

Put in the correct order:
in May - excited - I - to fly - am - to Spain

Slide 46 - Open vraag

How did you do on this practise test?
Woordjes gingen goed. Grammatica minder
Grammatica ging goed. Woordjes minder
Woordjes en grammatica gingen goed!
Woordjes en grammatica gingen slecht

Slide 47 - Poll