2B. Oefentoets ch3.

1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Basis
Gebruik deze LessonUp om te leren voor de toets

Vocabulary - Theme words, A Watching, C Reading, F Listening, G Reading on page 166-167
<- -> = beide kanten op leren. -> = alleen Engels-Nederlands

Grammar - Adjectives
Zorg dat je de woordvolgorde in het Engels ook kent

Slide 2 - Tekstslide

homework
practise
busking
job
crowd
charity

Slide 3 - Sleepvraag

celebrity
audience
to applaud
autograph
sequel
red carpet

Slide 4 - Sleepvraag

My favorite Disney prince is prince
.... (aantrekkelijk)
A
annoying
B
wonderful
C
charming
D
disappointing

Slide 5 - Quizvraag

Which picture shows a venue?
A
B
C
D

Slide 6 - Quizvraag

I cannot watch movies with ... (ondertiteling), I find them annoying
A
storyline
B
subtitles
C
undertitles
D
lines

Slide 7 - Quizvraag

Which picture shows awards?
A
B
C
D

Slide 8 - Quizvraag

Welk woord betekent: ervaring?
A
realise
B
skill
C
useful
D
experience

Slide 9 - Quizvraag

Which picture shows a trip?
A
B
C
D

Slide 10 - Quizvraag

excited
bored
serious
friendly

Slide 11 - Sleepvraag

The party had a great ... (sfeer)! Or as you would say: everybody was vibing!
A
excited
B
busking
C
atmosphere
D
wonderful

Slide 12 - Quizvraag

Which picture shows gloves?
A
B
C
D

Slide 13 - Quizvraag

Welk woord betekent: aflevering?
A
episode
B
appear
C
commercial
D
on screen

Slide 14 - Quizvraag

I would love to go to the movies,                  I have to work that night.
Foods                pizza and ice cream aren’t very good for you.
Wow, who knew! My friend                   went to Spain in 2009.
...
...
...
such as
also
but

Slide 15 - Sleepvraag

                    I don't eat meat, I will order the vegetarian lasagna.
Just by looking at him, we could                  see he was in a lot of pain.
There were not enough participants.                    , the trip was cancelled.
...
...
...
therefore
since
clearly

Slide 16 - Sleepvraag

weird
disappointing
annoying
thrilling
surprising
charming
silly
impressive

Slide 17 - Sleepvraag

Vertaal naar het Engels
kaskraker

Slide 18 - Open vraag

Vertaal naar het Engels
achtergrond

Slide 19 - Open vraag

Vertaal naar het Engels
samenvatting

Slide 20 - Open vraag

Vertaal naar het Engels
moeilijk

Slide 21 - Open vraag

Vertaal naar het Engels
misschien

Slide 22 - Open vraag

Vertaal naar het Engels
(op)merken

Slide 23 - Open vraag

Vertaal naar het Engels
kans

Slide 24 - Open vraag

Adjectives
Bijvoeglijke naamwoorden

Slide 25 - Tekstslide

What is a noun?

Slide 26 - Open vraag

Adjective.
Je kunt een adjective aan een zin toevoegen. 

Een adjective is een bijvoeglijk naamwoord, het zegt iets over het zelfstandig naamwoord. 

Je zet de Adjective voor het zelfstandig naamwoord. 

Slide 27 - Tekstslide

Zoals je weet bestaat er in het Engels een vaste woordvolgorde: wie / doet / wat / waar / wanneer.
  

He - watched - a film - on television - last weekend.

Wie - doet - wat - waar - wanneer

Slide 28 - Tekstslide

Je kunt ook een adjective (bijvoeglijk naamwoord) aan een zin toevoegen. Een adjective zegt iets over het zelfstandig naamwoord. Je zet ze dan voor het zelfstandig naamwoord.

 He watched a funny film.
They bought a lovely dress.
We had a good time.

Slide 29 - Tekstslide

Soms zet je een adjective achter het werkwoord. In dat geval geeft de adjective extra informatie over het onderwerp
Dit kan bij werkwoorden zoals to be, look, appear en seem.

  She looks amazing in my new dress.
I am curious to see that new film.
They seem focussed on their singing careers.

Slide 30 - Tekstslide

My friends have a ... hide-out place.
This ... comedy is set in Los Angeles in 1990.
She is ...! She makes so many jokes.
The ... Harry Potter movie was the best.
romantic
first
hilarious
secret

Slide 31 - Sleepvraag

1. Lana wore a _______ dress ______ last night.

2. I am __________ about my __________ date.

3. They bought _________ a _________ kitten.  

4. Roan looks ________ about the _____ move. 

5. We _______ saw a ______ film on Saturday.
Sleep het bijwoord op de juiste plek
beautiful
excited
small
angry
funny

Slide 32 - Sleepvraag

1. Milo appears ______but he is ______very nervous.

2. I had a  _______ breakfast this _______ morning.

3. My parents got a _________ car _________  .  

4. Your  ________ brother is  _____ funny 

5. Laura made a ______ braid in her ______ hair
Sleep het bijwoord op de juiste plek
calm
lovely
new
little
blonde

Slide 33 - Sleepvraag

Type the number where the adjective belongs:
She was (1) a (2) model (3) when she was (4) younger. -beautiful-

Slide 34 - Open vraag

Type the number where the adjective belongs:
They (1) saw (2) film (3) last night (4)
-an exciting-

Slide 35 - Open vraag

Type the number where the adjective belongs:
(1) Ben is (2) baby (3).
-an adorable-

Slide 36 - Open vraag

Type the number where the adjective belongs:
(1) this (2) book (3) looks (4) to me
-interesting-

Slide 37 - Open vraag

Wat is de correcte woordvolgorde in het Engels?
A
Wanneer doet wie waar wat
B
Wie doet wat waar wanneer
C
Waar doet wie wanneer wat
D
Wat doet wie waar wanneer

Slide 38 - Quizvraag

wie
doet
wat
waar
wanneer
was
Kate
at the park
yesterday
very happy

Slide 39 - Sleepvraag

wie
doet
wat
waar
wanneer
loves
on the kitchen table
at night
to sleep
the kitten

Slide 40 - Sleepvraag

wie
doet
wat
waar
wanneer
were wearing
The girls
at the gala
last weekend
pink dresses

Slide 41 - Sleepvraag

wie
doet
wat
waar
wanneer
football
are playing
in the park
the kids

Slide 42 - Sleepvraag

Put in the correct order:
at the zoo - had - an - they - day - yesterday - amazing

Slide 43 - Open vraag

Put in the correct order:x
looked - we - last year - terrifying - our halloween costumes - in

Slide 44 - Open vraag

Put in the correct order:
guitar - new - bought - online - she - her

Slide 45 - Open vraag

Put in the correct order:
in May - excited - I - to fly - am - to Spain

Slide 46 - Open vraag

Put in the correct order:
mouse - The - big - lives - tiny - the - house. - in

Slide 47 - Open vraag

Put in the correct order:
brother - car. - drives - My - red - a - little

Slide 48 - Open vraag

Put in the correct order:
the - scared - in - You - ducks - seemed - of - yesterday. - park

Slide 49 - Open vraag

How did you do on this practise test?
Woordjes gingen goed. Grammatica minder
Grammatica ging goed. Woordjes minder
Woordjes en grammatica gingen goed!
Woordjes en grammatica gingen slecht

Slide 50 - Poll