2.3 1bk Lezen les 4

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 1

• Etui, werkboek én laptop op tafel
• Pak je leesboek en ga rustig lezen.

Lezen 2.3 - leerdoelen

• De tekstdelen inleiding, kern en slot herkennen.
• Hoe je verkennend leest.

Vandaag 

• Bespreken huiswerk
• Uitleg : Hoe je Verkennend Leest
• Aan de slag

Lezen 2.3  - herhalen

inleiding	- de eerste alinea van de tekst - staat vaak apart van de tekst - maakt bijna altijd duidelijk wat het onderwerp is
kern	- het middenstuk van de tekst - bestaat uit één alinea of meer alinea's - geeft informatie over het onderwerp van de tekst
slot	- de laatste alinea - herhaalt het belangrijkste uit de tekst - geeft tips

Lezen 2.3  - leertekst Verkennend Lezen (blz. 85)

Lezen 2.3  - leertekst Verkennend Lezen (blz. 85)

Voordat je een tekst écht gaat lezen, bekijk je de tekst. Je komt dan al veel over de tekst te weten. Daardoor lees je de tekst makkelijker. Deze manier van lezen noem je verkennend lezen.

Verkennend lezen doe je zo:

• Lees de titel en de tussenkopjes.
  
• Lees de inleiding en het slot.
  
• Lees de woorden die vet- of schuingedrukt zijn.
  
• Bekijk de plaatjes en lees de tekst bij de plaatjes.
  
• Lees de informatie onder de tekst (de bron).

Lezen 2.3  - leertekst Verkennend Lezen (blz. 85)

Stel jezelf daarbij vragen als:

• Wat is het onderwerp van de tekst?
  
• Wat weet ik al over het onderwerp?
  
• Wat voor tekst is het? Bijvoorbeeld een recept, een krantenbericht?
  
• Wie is de schrijver?

Lezen 2.3 - huiswerk bespreken

• Opdracht 8 en 9  (blz. 85 - 86)

Lezen 2.3 - Aan de slag

• Samen lezen tekst 3 blz. 87.
• Maak opdracht 10 en 11 blz. 87 en 88
• Werk aan de tekst : ik wil niet naar buiten...

Lezen 2.3 - Aan de slag

• Bespreken opdracht 10 en 11 
• werken aan je verhaal
• woordenboekspelletje

Kruip in de huid van....,

• Je hebt de tekst 'wat vindt je hond eigenlijk van wandelen in de regen?' gelezen
• Je gaat een verhaal schrijven, tekstsoort : amuseren
• Jouw openingszin is: "Ik wil niet naar buiten!"
• Bedenk zelf waarom de hond niet naar buiten wil.
   Bijvoorbeeld: slecht weer, te koud, te heet, geen zin, niet lekker, bang voor
   vuurwerk of andere honden. 
• Je kruipt in de gedachte van de hond. Wat denkt hij? Wat vindt hij? Wat vindt hij van zijn baasje? Hoe probeert hij het duidelijk te maken aan zijn baasje.
• Je schrijft een verhaaltje van ongeveer 250 woorden in Word.
• Let op Hoofdletters, spelling en leestekens!
• Deel je tekst met mij!

Lezen 2.3 - Aan de slag

• Ga zitten in tweetallen
  
• Pen en woordenboek op tafel
  
• Jullie krijgen 9 woorden uit het woordenboek.
  
• Zoek 7 woorden op en schrijf de bladzijde op waar het woord staat.
• Elke verkeerde betekenis is 1 minuut strafminuten erbij.
  
• Wie heeft  7 woorden het snelst gevonden?

Lezen 2.3 - Aan de slag

• Ga zitten in tweetallen
  
• Pen en woordenboek op tafel
  
• Jullie krijgen 9 woorden uit het woordenboek.
  
• Zoek 7 woorden op en schrijf de bladzijde op waar het woord staat.
• Wie heeft  7 woorden het snelst gevonden?