H1 t/m H6 taalverzorging - les 5

Taalverzorging H1 t/m H6
spelling en formuleren
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Taalverzorging H1 t/m H6
spelling en formuleren

Slide 1 - Tekstslide

toetsweek Nederlands
H1: zinnen in zinsdelen verdelen                       H5: -bijwoordelijke bepaling
        samengestelde zinnen                                             -trappen van vergelijking
H2: woordsoorten                                                     H6: -meervoud op -s, -en, -ën, -n
        samengestelde zinnen maken
        hoofdletters en leestekens
H3: werkwoordelijk gezegde, lijdend voorwerp
         verwijswoorden
H4: meewerkend voorwerp
        verwijswoorden

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling H1 H2 - zinsdelen
onderwerp
persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde
meewerkend voorwerp
bijwoordelijke bepaling

Slide 3 - Tekstslide

Gisteren
leende
zijn rekenmachine
aan Michiel.
Jurgen
onderwerp
persoonsvorm
lijdend 
voorwerp
meewerkend voorwerp
bijwoordelijke bepaling

Slide 4 - Sleepvraag

Slide 5 - Tekstslide

Herhaling H3 H4 
verwijswoorden
leestekens

Slide 6 - Tekstslide

Neem de zin over en plaats hoofdletters en leestekens:

in het zuiden van nederland begint de zomervakantie op
24 juli

Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Tekstslide

meervoud

Slide 9 - Tekstslide

meervoud op -en
-Vaak hoef je alleen maar -en achter het woord te zetten: boer → boeren
-Soms moet je tegelijk de laatste letter verdubbelen: klas → klassen
-Soms moet je tegelijk een a, e, o of u weghalen: schaar → scharen
-Soms moet je tegelijk een -f veranderen in een -v: raaf → raven
-Soms moet je tegelijk een -s veranderen in een -z: huis → huizen

Slide 10 - Tekstslide

meervoud op -s
-Vaak hoef je alleen maar -s achter het woord te zetten: tafel → tafels, café → cafés cadeau → cadeaus, infectie → infecties


-Soms moet je een apostrof (’) voor de -s schrijven. Dat doe je bij woorden op -a, -o, -u, -i of -y (Ik hou van ys.):  pizza → pizza’s, polo → polo’s, accu → accu’s, mini → mini’s, hobby → hobby’s

Slide 11 - Tekstslide

meervoud op -ën
-Als het enkelvoud eindigt op -ee, maak je het meervoud met -ën: zee → zeeën, slee → sleeën
-Als het enkelvoud eindigt op -ie, maak je het meervoud met -ën of met -n: knie -> knieën,  bacterie -> bacteriën
-Als de klemtoon op de -ie valt, komt er -ën bij: amfibie → amfibieën

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

weektaak
H6 taalverzorging (meervoud): opdr 1 t/m 4

Slide 14 - Tekstslide