Van zelfstandige naamwoorden kun je verkleinwoorden maken. Een verkleinwoord maak je meestal door het achtervoegsel -je achter een zelfstandig naamwoord te plakken: huis – huisje, stok – stokje.
Slide 10 - Tekstslide
Soms moet je meer veranderen:
stoel – stoeltje; schoen – schoentje
boom – boompje; scherm – schermpje
ketting – kettinkje; koning – koninkje
auto – autootje; café – cafeetje
stem – stemmetje; man – mannetje
ring – ringetje; tekening – tekeningetje
Slide 11 - Tekstslide
Let op bij woorden die op een lange enkele klinker eindigen: