meervoud en verkleinwoorden

Hoe gaan we beginnen?
Jas uit, capuchon af
tas op de grond
Laptop of boek & schrift op tafel
Telefoon weg
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoe gaan we beginnen?
Jas uit, capuchon af
tas op de grond
Laptop of boek & schrift op tafel
Telefoon weg

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
Meervouden
verkleinwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je al van 
meervoud en/of verkleinwoorden?

Slide 3 - Tekstslide

Meervoud
-en
-s of 's
-ee en -ie

Slide 4 - Tekstslide

Zo maak je een meervoud op -en
-en achter het woord 
boer → boeren, dans → dansen, lot → loten.






Slide 5 - Tekstslide

Soms moet je.......
laatste letter verdubbelen: 
klas → klassen, bed → bedden, slof → sloffen.
a, e, o of u weghalen: 
schaar → scharen, been → benen, sloot → sloten.
-f veranderen in een -v-:
 raaf → raven, brief → brieven, golf → golven
-s veranderen in een -z-: 
huis → huizen, baas → bazen, mees → mezen.

Slide 6 - Tekstslide

 meervoud op -s of 's
-s achter het woord te zetten:
tafel → tafels, café → cafés, cadeau → cadeaus, infectie → infecties.
apostrof (’) voor de -s schrijven. 
Dat doe je bij  -a, -o, -u, -i of -y:
 pizza → pizza’s, polo → polo’s, accu → accu’s, mini → mini’s, hobby → hobby’s.

Slide 7 - Tekstslide

meervoud op -ee en -ie
-ee ->ee+ën
zee → zeeën; slee → sleeën; orchidee → orchideeën.

 -ie -> -ie+ën of -ië+n
Klemtoon ie ->ie+ën
Amfibie-> amfibieën, knie->knieën
anders +n bacterie->bacteriën

Slide 8 - Tekstslide

meervoud = H6 TVZ spelling blz:162

Slide 9 - Tekstslide

verkleinwoorden
Van zelfstandige naamwoorden kun je verkleinwoorden maken. Een verkleinwoord maak je meestal door het achtervoegsel -je achter een zelfstandig naamwoord te plakken: huis – huisje, stok – stokje.

Slide 10 - Tekstslide

Soms moet je meer veranderen:
  • stoel – stoeltje; schoen – schoentje
  • boom – boompje; scherm – schermpje
  • ketting – kettinkje; koning – koninkje
  • auto – autootje; café – cafeetje
  • stem – stemmetje; man – mannetje
  • ring – ringetje; tekening – tekeningetje

Slide 11 - Tekstslide

Let op bij woorden die op een lange enkele klinker eindigen:
pyjama – pyjamaatje; café – cafeetje; auto – autootje; paraplu – parapluutje; tosti – tostietje; baby – baby’tje.

Korte klanken worden in het verkleinwoord soms lang:
 blad – blaadje.

Slide 12 - Tekstslide

Verkleinwoorden =
Hoofdstuk 5 tvz spelling verkleinwoorden. (blz.136)

Slide 13 - Tekstslide

Huiswerk:
Meervoud H6 TVZ spelling 
opdracht 1,2 en 5 (blz.163)

Verkleinwoorden H5 TVZ spelling 
opdracht 2,3 en 6 (blz. 136/137)

Slide 14 - Tekstslide