DUITS 12 juni

• Duits
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Was machen wir heute?

- Lernziele

-Herhaling

- Filmpje

- Quiz

- Berlin

- Filmpje

- Quiz

- Afsluiting

ich

du

sie

er

es

man

wir

ihr

sie

u

IK

U

ZIJ MV.

JULLIE

WIJ

MEN

HET

ZIJ EV.

HIJ

JIJ

'haben' en 'sein'

Dat zijn de werkwoorden hebben en zijn. Deze heb je n bijna iedere zin nodig.
Zeker voor zinnen met een voltooid deelwoord.

Het werkwoord haben

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

habe

hast

hat

haben

habt

haben

Het werkwoord sein

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

bin

bist

ist

sind

seid

sind

Welke vraagwoorden zijn er?

wie = wer

wat = was

waar = wo

hoe = wie

wanneer= wann

Wat betekent ''was''?

1. waar
2. wie
3. wanneer
4. wat

Wat betekent het Duitse woordje "wie"?

1. waar
2. wie
3. wanneer
4. hoe

Wat betekent wer?

1. wie
2. hoe
3. wat
4. waar

Lernziele

- Je leert nieuwe woorden uit een filmpje.

- Je leert de hoofdstad van Duitsland kennen. 

Welke woorden heb je voorbij horen komen?

Wat betekent Flugzeug?

1. Vliegtuig
2. Vluchtstrook
3. Vliegje
4. Vluchtauto

Wat betekent Überraschung?

1. Overval
2. Overhaasten
3. Verrassing
4. Pannekoek

Nilpferd

Schmetterling

Kugelschreiber

Krankenwagen

Aschenputtel

Kanarienvogel

Gänseblümchen

Wat betekent Naturwissenschaften?

1. Natuurkennis
2. Natuurkunde
3. Wetenschap
4. Scheikunde

Wat betekent Krankenhaus?

1. Gekkenhuis
2. Krakkemikkig huis
3. Bouwval
4. Ziekenhuis

Und jetzt...

De hoofdstad van Duitsland is...

1. Keulen
2. Bonn
3. Berlijn
4. Hamburg

Berlin

Wie is er ooit naar Berlijn geweest?

Hoeveel inwoners heeft Berlijn?

1. Meer dan 7 miljoen
2. Tussen de 2 en 3 miljoen
3. Tussen de 3 en 4 miljoen
4. Minder dan 2 miljoen

Hoe hoog is de Fernsehturm?

1. 250 meter
2. 386 meter
3. 165 meter
4. 295 meter

Welke rivier stroomt er door Berlijn?

1. Weser
2. Donau
3. Rijn
4. Spree

Welk bekend punt in Berlijn zien we hier?

1. Checkpoint Charlie
2. Tempelhof
3. Potsdamer Platz
4. Unter den Linden

Wat is dit?

1. eine Bretzel
2. ein Kaiserbrötchen
3. ein Käsebrötchen
4. eine Baguette

Welke vlag toont het wapen van Berlijn?

1. De linker vlag is de vlag van Berlijn. Op de vlag staat de Duitse arend.
2. De middelste vlag is van Berlijn. Op de vlag staat de beer van Berlijn.
3. De rechter vlag is die van Berlijn. Op de vlag staat de leeuw van Berlijn.

Waar komt de naam Ampelmann vandaan ?

1. van het logo van voetbalclub Herta BSC
2. van het stadslogo van Berlijn
3. van het Duitse stoplicht
4. van de vele graffiti op de Berlijnse Muur

Afsluiting

Wat hebben we gedaan/geleerd?

Überraschung!