03 Een maatschappelijk probleem


Nederland 1848 - 1917
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les


Nederland 1848 - 1917

Slide 1 - Tekstslide

Doel van de les
Je weet welke groepen arm waren in de 19de eeuw.

Je weet hoe particulieren, kerk en overheid armoede proberen te bestrijden.

Je weet wat de sociale kwestie is.

Je kent weet hoe liberalen, socialisten en confessionelen dachten over de rol van de overheid om de sociale kwestie op te lossen.



Slide 2 - Tekstslide

Welke goede doelen ken je tegen armoede?

Slide 3 - Woordweb

Hoe wordt armoede nog bestreden in Nederland?

Slide 4 - Woordweb

Welke uitkeringen ken je?

Slide 5 - Woordweb

De sociale kwestie
Armenzorg
Armen waren in de 19de eeuw afhankelijk van familie of liefdadigheid:
  • Rijke burgers namen initiatieven om armoede te bestrijden.
  • De kerk bood hulp aan armen, op voorwaarde dat ze naar de kerk gaan.

Sommige gemeenten hadden een armenfonds
  • Dit was echter niet verplicht.
  • Beperkt budget dus op is op.

Slide 6 - Tekstslide

De armenwet
wettekst
Artikel 20
"De ondersteuning van de armen wordt overgelaten aan de kerkelijke en particuliere instellingen van liefdadigheid." 
Artikel 21
"Geen enkele gemeente mag steun verlenen aan armen, tenzij de arme bij kerkelijke of particuliere instellingen van liefdadigheid niet terecht kan, en dan alleen als het niet anders kan."

Slide 7 - Tekstslide

Artikel 20 "De ondersteuning van de armen wordt overgelaten aan de kerkelijke en particuliere instellingen van liefdadigheid."

Stelling:
Door deze wet werden de gemeentes als enige verantwoordelijk voor de armenzorg.

A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 8 - Quizvraag

Artikel 20 "De ondersteuning van de armen wordt overgelaten aan de kerkelijke en particuliere instellingen van liefdadigheid."

Stelling:
De kerk heeft niet langer een rol in de bestrijding van armoede.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 9 - Quizvraag

Artikel 20 "De ondersteuning van de armen wordt overgelaten aan de kerkelijke en particuliere instellingen van liefdadigheid."

Wat denk jij?
A
De kerken waren grote voorstanders van deze wet.
B
De kerken waren grote tegenstanders van deze wet.

Slide 10 - Quizvraag

Artikel 21 "Geen enkele gemeente mag steun verlenen aan armen, tenzij de arme bij kerkelijke of particuliere instellingen van liefdadigheid niet terecht kan, en dan alleen als het niet anders kan."

Stelling:
De Armenwet zorgt er eigenlijk voor dat de gemeentes zich zo weinig mogelijk moeten bezig houden met armoedebestrijding.

A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 11 - Quizvraag

Artikel 21 "Geen enkele gemeente mag steun verlenen aan armen, tenzij de arme bij kerkelijke of particuliere instellingen van liefdadigheid niet terecht kan, en dan alleen als het niet anders kan."

Stelling:
Alleen armen die niet bij de kerk terecht kunnen, worden door de gemeente geholpen.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 12 - Quizvraag

De armenwet
wettekst
Artikel 20
"De ondersteuning van de armen wordt overgelaten aan de kerkelijke en particuliere instellingen van liefdadigheid." 
Artikel 21
"Geen enkele gemeente mag steun verlenen aan armen, tenzij de arme bij kerkelijke of particuliere instellingen van liefdadigheid niet terecht kan, en dan alleen als het niet anders kan."

Slide 13 - Tekstslide

De armenwet
1854
In 1854 voert men de Armenwet in:
  • Vanaf nu was armoedebestrijding officieel een taak was van de kerk en liefdadigheid.
  • Alleen in hoogst uitzonderlijke gevallen konden armen zich tot de gemeente richten.

Armenzorg is niet langer vrijblijvend voor gemeentes! De rol van de overheid wordt iets groter.




    Slide 14 - Tekstslide

    Welke problemen waren
    er in de steden als gevolg
    van de industrialisatie?

    Slide 15 - Woordweb

    Sociale Kwestie

    • Mensen trokken van platteland naar stad op zoek naar werk. Steden groeien (urbanisatie)
    • Leefomstandigheden in de stad waren erg slecht. Er waren ziektes door gebrek aan hygiëne.

    • Arbeiders organiseerden zich in vakbonden om betere arbeidsomstandigheden te eisen.
    • Stakingen en ziektes troffen ook de fabrieksbazen.




    Slide 16 - Tekstslide

    Eind 19de eeuw werden vakbonden opgericht. Waarom?
    A
    Vakbonden kwamen op voor arbeiders en eisten betere arbeidsomstandigheden.
    B
    Vakbonden kwamen op voor fabrieksbazen en eisten betere arbeidsomstandigheden.
    C
    Vakbonden kwamen op voor arbeiders en eisten betere leefomstandigheden.
    D
    Vakbonden kwamen op voor arbeiders en eisten betere leefomstandigheden.

    Slide 17 - Quizvraag

    Waarom zijn arbeiders eind negentiende eeuw voorstanders van kinderarbeid?

    Slide 18 - Open vraag