M1 u4 - Voorzetsels - jeu des prépositions

M1D
Sem
Jadiael
Lance
Demy
Ian
Spencer
Rido
Mustafa
Franek 
Aiden
Uvyes
Jasper
Quincy
Noa
Maud
Sarah
Jasmijn
Letizia
Dynisha
Emely
Yenthe
Denny
Ismael
Docent
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

M1D
Sem
Jadiael
Lance
Demy
Ian
Spencer
Rido
Mustafa
Franek 
Aiden
Uvyes
Jasper
Quincy
Noa
Maud
Sarah
Jasmijn
Letizia
Dynisha
Emely
Yenthe
Denny
Ismael
Docent

Slide 1 - Tekstslide

M1E
Harir
Nahila
Dylan
Quinten
FAy P
Noah
Sameer
Ihsane
Melisa
Lucas
Colin
May
Lilly
Merel
Fay K
Bektas
Enzio
Fabienne
Daena
Candice
Mandy
Dahir
Yusuf
Docent

Slide 2 - Tekstslide

Salut !
  • Prends ton livre.

  • Ouvre ton livre sur la page 28. 

  • Tu n'as pas besoin d' ipad.

Slide 3 - Tekstslide

Programme
  • Objectif : Je kunt vertellen waar je woont en je huis en kamer beschrijven.
  • Annonces
  • Devoirs
  • Voorzetsels
  • Exercice 23

Slide 4 - Tekstslide

Annonces
  • Lundi 8 april 2024 : Pw Unité 4)
  • Luister en kennistoets. Leerstof :
Vocabulaire : Apprendre 1-2-4-6 -8- blz 35 t/m 37
Grammaire : Het onregelmatig werkwoord aller Apprendre 3 blz 36
                      Voorzetsels blz 37



Slide 5 - Tekstslide

Devoirs
  • Apprendre 5 Het bijvoeglijk naamwoord

  • Exercice 16 BCDE

Slide 6 - Tekstslide

Grammaire II: het bijvoeglijk naamwoord
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord (= personen en dingen).
Het bijvoeglijk naamwoord in het Frans past zich aan, aan het zelfstandig naamwoord.



BV:  Bram is klein                           - Bram est petit
         Marie is klein                          - Marie est petite
         De jongens zijn klein          - les garçons sont petits
         De meisjes zijn klein           - les filles sont petites

Slide 7 - Tekstslide

  Het bijvoeglijk naamwoord
UITZONDERING:
 -e (V)
Als het BN eindigt op -e, geen extra e
bv: une chose rouge
-s, -x (M) en MV
Als het BN eindigt op -s of -x, geen extra s 
bv: un livre français/ deux livres français
      un vieux sac/ des vieux sacs 

Slide 8 - Tekstslide

We gaan oefenen met de voorzetsels ....
On y va! :)

Slide 9 - Tekstslide

Welke voorzetsels ken je?

Slide 10 - Woordweb

Les prépositions (voorzetsels)
  • Op page 28 staan Franse voorzetsels.
Op de tafel
Sur la table
Onder de tafel
Sous la table
In de tafel
Dans la table
Achter de tafel
Derrière la table
Voor de tafel
Devant la table
Naast de tafel
À côté de la table

Slide 11 - Tekstslide

Voorzetsels

Slide 12 - Tekstslide

exercice
Maak exercice 17 A ,B  en 18 page 28-29
timer
5:00

Slide 13 - Tekstslide

où est le mouton?
(= waar is het schaap?)

Slide 14 - Tekstslide

le mouton est..........le cube et le cylindre

A
devant
B
sur
C
dans
D
à côté

Slide 15 - Quizvraag

le mouton est...............du cube et ducylindre
A
sur
B
devant
C
dans
D
à côté

Slide 16 - Quizvraag

le mouton est.............le cube
A
dans
B
sur
C
devant
D
à côté de

Slide 17 - Quizvraag

le mouton est ..........le cylindre et le cube
A
devant
B
sur
C
dans
D
derrière

Slide 18 - Quizvraag

le mouton est...........du cylindre et du cube

A
devant
B
dans
C
à droite
D
à gauche

Slide 19 - Quizvraag

le mouton est...........le cylindre
et .........le cube
A
devant le cube, à côté le cylindre
B
sur le cube, sous le cylindre
C
devant le cube, derrière le cyllindre

Slide 20 - Quizvraag

pour terminer....une jolie chanson

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Exercice 23 page 31
  • Tu vas décrire ta chambre 

  • Werk eerst alleen. Schrijf 5 zinnen in het Frans op over je kamer. Waar staat het bed/kast/bureau, is je kamer groot of klein, wat staat er verder in je kamer?
  • let op juiste vorm van bnmw

  • Parle avec ton voision / ta voisine. Spreek je 5 zinnen hardop uit. 

Slide 23 - Tekstslide

Exemple
"Ma chambre est petite. Elle est au rez-de-chaussée (=begane grond). J'ai mon bureau devant la fenêtre en mon lit est à côté de mon bureau. En face de mon bureau, il y a une chaise. Derrière le lit, j'ai un armoire. Sur le mur, il y a un miroir (=spiegel). La poubelle (= de vuilnisbak) est sous mon bureau."

Slide 24 - Tekstslide

Exercice 23 page 31
  • Tu vas décrire ta chambre et donner la route.

  • Werk eerst alleen. Schrijf 6 zinnen op over je kamer. Waar staat het bed/kast/bureau, is je kamer groot of klein, wat staat er in je kamer?

  • Parle avec ton voisin / ta voisine. Spreek je 5 zinnen hardop uit. 
timer
10:00

Slide 25 - Tekstslide

Donner la route
  • Probeer de weg naar je huis te omschrijven vanaf school.

  • Écris 5 phrases en français. Doe dat eerst alleen.

  • Leg daarna de route uit aan je buren. Kijk of zij weten waar je woont!

Slide 26 - Tekstslide

Exemple
"Pour aller à l'école depuis la gare (= vanaf het station), je traverse la N360. Ensuite, je vais à gauche. Au rond-point (= op de rotonde), je prends la rue Jan Bronsweg, jusqu'au rond-point. Là-bas, je vais à gauche. Ensuite, je prends la première rue à gauche. L'école est à la fin de la rue, à gauche."

Slide 27 - Tekstslide

Donner la route
  • Probeer de weg naar je huis te omschrijven vanaf school.

  • Écris 5 phrases en français. Doe dat eerst alleen.

  • Leg daarna de route uit aan je buren. Kijk of zij weten waar je woont!
timer
10:00

Slide 28 - Tekstslide

Écrire
  • Als je klaar bent met de routes omschrijven en raden, kun je alvast verder met exercices 24 et 25.

  • Hier wordt ook naar grammatica uit Unité 3 gevraagd (bij exercice 25): lees dat dus nog eens goed door! 

Slide 29 - Tekstslide

Le prochain cours...
...Écrire

  • Devoirs:
    - Apprendre 6, 7 et 10
    - Faire exercices 24, 25 et 26.

Slide 30 - Tekstslide