2V - Grammatica 1

2Hd
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

2Hd

Slide 1 - Tekstslide

2VB
Grammatica - zinsontleding

Slide 2 - Tekstslide

Neem de volgende zinnen over in je schrift:
1 Mijn broer lijkt van de een op de andere dag ontzettend sportief te zijn.

2 De nacht van de dropping schijnt het gelukkig niet zo koud te worden.

3 Door vervelende omstandigheden is Olaf jammergenoeg geen prijswinnaar.

4 Na uren zwoegen is Robin uiteraard doodmoe.

5 Joas schijnt opeens ontzettend ziek te zijn geworden.




















Slide 3 - Tekstslide

Ontleed de zinnen met de juiste tekens. 
- Persoonsvorm
- Gezegde (werkwoordelijk of naamwoordelijk)
- Onderwerp
- Lijdend voorwerp
- Meewerkend voorwerp
- Bijwoordelijke bepaling
Klaar? -> maak digitaal cursus 5 paragraaf 1 (huiswerk)

Slide 4 - Tekstslide

Les 2: Gezegde en lijdend voorwerp
Doel:
- Je kunt uitleggen wat (verplichte/toevallige) wederkerende werkwoorden zijn. 
- Je kunt een werkwoordelijk gezegde met wederkerend werkwoord herkennen. 

Huiswerk: online cursus 5 - paragraaf 3 maken

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeldzinnen
1. Na het eindsignaal dansten de spelers van Italië over het veld.

2. Na de kus blijkt de kikker een prins te zijn.

3. Gedroeg jij je verdacht volgens de politieagent?

4. De kapper scheert zich altijd met zeep en warm water. 



















Slide 6 - Tekstslide

Les 3
Herhaling gezegde & lijdend voorwerp
Zinnen uit het huiswerk:

1. Marks moeder bemoeit zich helaas nog altijd met zijn kledingkeuze.

2. Uw ergernis over mijn uitspraken had ik me tot nu toe niet gerealiseerd.

3. De jarige peuter wast zich met modder. 

Slide 7 - Tekstslide

Les 3:
Voorzetselvoorwerp
Doel:
- Je kunt uitleggen wat een voorzetselvoorwerp is. 
- Je kunt een voorzetselvoorwerp uit de zin kunnen benoemen.


Huiswerk: online cursus 5 - paragraaf 5 maken

Slide 8 - Tekstslide

Les 3:
Voorzetselvoorwerp
Kenmerken:

- Een voorzetselvoorwerp is een zinsdeel dat begint met een voorzetsel.

- Dat voorzetsel hoort (min of meer) vast bij een werkwoord of bijvoeglijk naamwoord. 
Voorbeeld: Morgen kan ik op jouw hulp rekenen. 

- Het voorzetselvoorwerp geeft nooit een letterlijke plaats aan. 
Voorbeeld 1: Ik sta al een half uur te wachten op het perron. 
Voorbeeld 2: Ik sta al een half uur te wachten op de trein. 

- Een voorzetselvoorwerp kan in een zin staan bij een werkwoordelijk gezegde, naamwoordelijk gezegde en/lijdend voorwerp. 

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het voorzetselvoorwerp?

Hij is smoorverliefd op jou.
A
smoorverliefd op
B
op jou

Slide 10 - Quizvraag

Wat kan een voorzetselvoorwerp zijn?
A
Hielke fietst
B
lopen naar
C
voor de zieken
D
onder

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het voorzetselvoorwerp?
Er staat een brandweerauto voor ons huis.

A
staat voor
B
voor ons huis
C
ons huis
D
is er niet

Slide 12 - Quizvraag

Zij is erg bang voor spinnen.
Wat is het voorzetselvoorwerp?
A
bang voor
B
bang voor spinnen
C
voor spinnen
D
is er niet

Slide 13 - Quizvraag

Les 3
Bouwplan
Maak een zin met de volgende bouwplannen:

(    )  (    ) ___________ ----------- {   }

BWB - PV - OW - NG

Klaar? Bedenk zelf 1 bouwplan en schrijf deze in je schrift. 



Slide 14 - Tekstslide

Les 4
Lesdoelen
- Je kunt het verschil tussen een enkelvoudige zin en samengestelde zin uitleggen. 
- Je kunt een enkelvoudige en samengestelde zin herkennen. 
- Je kunt het verschil tussen een hoofdzin en een bijzin uitleggen. 

Programma:
- Toets leesvaardigheid bespreken
- Instructie samengestelde zinnen
- Boekopdracht afmaken
- Huiswerk: Online maken: cursus 5, paragraaf 9





















Slide 15 - Tekstslide

Les 4:
Zinsoorten
Enkelvoudige zin
Een zin met 1 persoonsvorm. 
Karel heeft de verwarming lager gezet. 
Samengestelde zin
Een zin met meerdere persoonsvormen. 
Karel zet de verwarming lager, want hij heeft het warm. 
Hoofdzin (nevenschikking)
- PV en OW staan naast elkaar. 
- PV staat op 1ste of 2de plek in de zin. 
Karel zet de verwarming lager, want hij heeft het warm. 
Bijzin (onderschikking)
- Tussen het PV en OW kunnen andere woorden staan. 
- PV staat vaak achteraan in de zin. 
- Een bijzin kun je vervangen door 1 woord. 
Omdat Karel het warm heeft, zet hij de verwarming lager. 
Een zin heeft ALTIJD minimaal 1 hoofdzin.
Een zin heeft soms (meerdere hoofd- en bijzinnen)

Slide 16 - Tekstslide

Oefenzinnen
1. Ik ga naar de stad en ik koop een nieuwe tas.
2. Of de mooiste tas afgeprijsd is, moet ik nog gaan onderzoeken.
3. Ik heb al online gezocht naar een tas, maar ik heb geen tas gevonden.
4. Ik heb een nieuwe tas nodig, omdat mijn oude kapot is gegaan.
5. Vandaag ga ik een nieuwe tas kopen, omdat de tas in de aanbieding is.

- Wat is/zijn de hoofdzin(nen)?
- Wat is/zijn de bijzin(nen)?
- Wat is de structuur van de zin? (HZ-HZ / HZ-BZ / BZ-HZ)






















Slide 17 - Tekstslide