Naamwoordelijk/werkwoordelijk gezegde en Valentijnsdag

NG/WG + Valentijnsdag
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

NG/WG + Valentijnsdag

Slide 1 - Tekstslide

Verdeel de zinnen in twee groepen:
Een groep waar het onderwerp iets doet
en een groep waar het onderwerp iets is.
Het onderwerp doet
Het onderwerp is
Ik maak mijn huiswerk. 
Ik let goed op.
Zij vinden de opdracht moeilijk
Hij blijkt heel handig.
Hij rijdt heel snel.

Slide 2 - Sleepvraag

Koppelwerkwoorden

zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen (heten, dunken en voorkomen)



Slide 3 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde
In zinnen met een naamwoordelijk gezegde zit nooit een lijdend voorwerp!

Slide 4 - Tekstslide

Welk van de onderstaande woorden is geen koppelwerkwoord.
A
zijn
B
blijken
C
kijken
D
schijnen

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het naamwoordelijk gezegde in de volgende zin:
De afwas blijft vervelend.
A
Blijft
B
afwas blijft
C
afwas blijft vervelend
D
Blijft vervelend

Slide 6 - Quizvraag

Simon is vorige week 16 geworden. Noteer het naamwoordelijk gezegde uit deze zin.

Slide 7 - Open vraag

De zomervakantie lijkt mij de fijnste tijd van het jaar.
Noteer het naamwoordelijk gezegde.

Slide 8 - Open vraag

Een naamwoordelijk gezegde bevat altijd een koppelwerkwoord
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quizvraag

De baby wordt groot.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 10 - Quizvraag

Welk gezegde?
Zijn vriend was gisteren ineens ziek geworden.
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 11 - Quizvraag

Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
Saskia blijft iedere dag naar school rennen.
De politie vangt de boef.
In 1929 werd Jopie de eerste Miss Holland.
Sturen jullie de uitnodigingen voor het feest op tijd weg?
Lieke Martens is de beste voetbalster ter wereld geworden.
Jan is een lieve jongen

Slide 12 - Sleepvraag

Hoe goed begrijp je het naamwoordelijk gezegde (ng) nu?
😒🙁😐🙂😃

Slide 13 - Poll

Valentijnsdag
Doel van de les:

We leren wat spreekwoorden met het thema "liefde".
We leren iets liefs voor iemand te schrijven.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Welke zijn de kleuren van Vallentijn?
A
rood, paars , wit
B
wit, roze, rood
C
blauw, geel, rood
D
roze, rood, paars

Slide 17 - Quizvraag

Waarom is het hart het symbool van de liefde?
A
Omdat het een rode kleur heeft.
B
Omdat je zonder hart niet kunt leven.
C
Men dacht dat je kon denken met je hart.
D
Men dacht dat alle emoties zich in het hart bevonden.

Slide 18 - Quizvraag

Hoe heet het stofje dat in je hersenen wordt gemaakt en zorgt voor dat fijne (verliefde) gevoel?
A
oxyfresh
B
oxygen
C
oxycodone
D
oxytocine

Slide 19 - Quizvraag

Liefde maakt........

Slide 20 - Open vraag

Een blauwtje..........

Slide 21 - Open vraag

Wat betekent het spreekwoord:
Een oogje op iemand hebben
A
Als je heel erg verliefd bent op iemand, dan zie je alleen de leuke dingen van die persoon. En niet de slechte of minder leuke dingen.
B
Als je een relatie wilt met iemand en je vraagt dit aan die persoon, maar de andere persoon wil dit niet
C
Als je lekker eten voor een man maakt, wordt hij sneller verliefd op jou.
D
Iemand heel erg leuk vinden, verliefd zijn op iemand.

Slide 22 - Quizvraag

0

Slide 23 - Video

En dan nu: schrijf iets liefs
voor je vader, moeder, broer, zus, oom, tante, opa, oma, voor jezelf 

Slide 24 - Tekstslide