H3L64 - 1THE - Woensdag - 3.7 Grammatica zinsdelen - Naamwoordelijk gezegde

Welkom 1THE : )


Planning van dit uur
  • Zin ontleden
  • Huiswerk bespreken: opdracht 3 van het werkblad
  • Uitleg (LessonUp)
  • Zelfstandig werken: maak opdracht 1 en 2 van werkblad 2 (Klaar? Werk verder) 
  • Nakijken opdracht 1 en 2
  • Zelfstandig werken: maak opdracht 3 t/m 5 van werkblad 2

Aan het einde van deze les
  • weet je wat een naamwoordelijk gezegde is. 
  • kan je herkennen of een zin een naamwoordelijk gezegde heeft. 

Nederlands
Aankomende toetsen en opdrachten:
  • Fictie-opdracht 2 (vrijdag 7 februari)
  • SO Lezen (donderdag 20 maart)
  • Fictie-opdracht 3 (vrijdag 4 april)
  • Repetitie hoofdstuk 3 (toetsweek begin april) 
timer
10:00
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom 1THE : )


Planning van dit uur
  • Zin ontleden
  • Huiswerk bespreken: opdracht 3 van het werkblad
  • Uitleg (LessonUp)
  • Zelfstandig werken: maak opdracht 1 en 2 van werkblad 2 (Klaar? Werk verder) 
  • Nakijken opdracht 1 en 2
  • Zelfstandig werken: maak opdracht 3 t/m 5 van werkblad 2

Aan het einde van deze les
  • weet je wat een naamwoordelijk gezegde is. 
  • kan je herkennen of een zin een naamwoordelijk gezegde heeft. 

Nederlands
Aankomende toetsen en opdrachten:
  • Fictie-opdracht 2 (vrijdag 7 februari)
  • SO Lezen (donderdag 20 maart)
  • Fictie-opdracht 3 (vrijdag 4 april)
  • Repetitie hoofdstuk 3 (toetsweek begin april) 
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Hij is de koning van Spanje.

Slide 2 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 3
  1. Koning Willem Alexander > is > jarig > ng
  2. De koning > doet > fietsen > wg
  3. De koning > is > dokter > ng
  4. De koning > doet > studeren > wg
  5. De koning > doet (niet) > studeren > wg
  6. Willem Alexander > doet > studeren > wg
  7. Hij > is > ziek > ng
  8. Dat > is > logisch > ng

Slide 3 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde
  1. Alle werkwoorden in de zin (waarvan minstens één koppelwerkwoord)
  2. Naamwoordelijk (zins)deel 

 o   ng                 ng
Hij | is | de koning van Spanje


naamwoordelijk (zins)deel 
Koppelwerkwoorden: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen
koppelwerkwoord

Slide 4 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde
  1. Alle werkwoorden in de zin (waarvan minstens één koppelwerkwoord)
  2. Naamwoordelijk (zins)deel 

 o   ng                 ng
Hij | wordt | de koning van Spanje


naamwoordelijk (zins)deel 
Koppelwerkwoorden: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen
koppelwerkwoord

Slide 5 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde
  1. Alle werkwoorden in de zin (waarvan minstens één koppelwerkwoord)
  2. Naamwoordelijk (zins)deel 

 o   ng                 ng
Hij | blijft | de koning van Spanje


naamwoordelijk (zins)deel 
Koppelwerkwoorden: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen
koppelwerkwoord

Slide 6 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde
  1. Alle werkwoorden in de zin (waarvan minstens één koppelwerkwoord)
  2. Naamwoordelijk (zins)deel 

 o   ng                 ng                            ng
Hij | is | de koning van Spanje | geweest 


naamwoordelijk (zins)deel 
Koppelwerkwoorden: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, voorkomen
koppelwerkwoord

Slide 7 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde
  1. Alle werkwoorden in de zin (waarvan minstens één koppelwerkwoord)
  2. Naamwoordelijk (zins)deel 

 o   ng                 ng                            ng
Hij | is | de koning van Spanje | geworden


naamwoordelijk (zins)deel 
Koppelwerkwoorden: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, voorkomen
koppelwerkwoord

Slide 8 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde
  1. Alle werkwoorden in de zin (waarvan minstens één koppelwerkwoord)
  2. Naamwoordelijk (zins)deel 

 o   ng                 ng                           ng
Hij | is | de koning van Spanje | gebleven


naamwoordelijk (zins)deel 
Koppelwerkwoorden: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, voorkomen
koppelwerkwoord

Slide 9 - Tekstslide

Hij is naar huis gefietst.

Wat is het belangrijkste werkwoord in deze zin?
A
is
B
gefietst

Slide 10 - Quizvraag

Hij is naar huis gefietst.

Heeft het belangrijkste werkwoord ('gefietst') van deze zin een duidelijke betekenis?
A
ja
B
nee

Slide 11 - Quizvraag

Hij is naar huis gefietst.

Is het belangrijkste werkwoord ('gefietst') van deze zin één van de koppelwerkwoorden?
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quizvraag

Hij is naar huis gefietst.

Is het onderwerp van de zin iets of doet het onderwerp van de zin iets?
A
is
B
doet

Slide 13 - Quizvraag

Hij is naar huis gefietst.

Wat voor soort gezegde heeft deze zin?
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 14 - Quizvraag

Hij is ziek geworden.

Wat is het belangrijkste werkwoord van deze zin?
A
is
B
geworden

Slide 15 - Quizvraag

Hij is ziek geworden.

Heeft het belangrijkste werkwoord ('geworden') van deze zin een duidelijke betekenis?
A
ja
B
nee

Slide 16 - Quizvraag

Hij is ziek geworden.

Is het belangrijkste werkwoord van deze zin ('geworden') één van de koppelwerkwoorden?
A
ja
B
nee

Slide 17 - Quizvraag

Hij is ziek geworden.

Kan je het belangrijkste werkwoord van deze zin ('geworden') vervangen door één van de drie belangrijkste koppelwerkwoorden (zijn, worden, blijven)?
A
ja
B
nee

Slide 18 - Quizvraag

Hij is ziek geworden.

Doet het onderwerp iets of is het onderwerp iets?
A
doet
B
is

Slide 19 - Quizvraag

Hij is ziek geworden.

Welk soort gezegde heeft deze zin?
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 20 - Quizvraag

Het uitje naar het Kroller-Muller-museum in de zomer schijnt ontzettend gezellig te zijn.

Wat is het belangrijkste werkwoord van deze zin?
A
schijnt
B
zijn

Slide 21 - Quizvraag

Het uitje naar het Kroller-Muller-museum in de zomer schijnt ontzettend gezellig te zijn.

Heeft het belangrijkste werkwoord ('zijn') van deze zin een duidelijke betekenis?
A
ja
B
nee

Slide 22 - Quizvraag

Het uitje naar het Kroller-Muller-museum in de zomer schijnt ontzettend gezellig te zijn.

Is het belangrijkste werkwoord van deze zin ('zijn') één van de koppelwerkwoorden?
A
ja
B
nee

Slide 23 - Quizvraag

Het uitje naar het Kroller-Muller-museum in de zomer schijnt ontzettend gezellig te zijn.

Kan je het belangrijkste werkwoord van deze zin ('zijn') vervangen door één van de drie belangrijkste koppelwerkwoorden (zijn, worden, blijven)?
A
ja
B
nee

Slide 24 - Quizvraag

Het uitje naar het Kroller-Muller-museum in de zomer schijnt ontzettend gezellig te zijn.

Doet het onderwerp van deze zin ('Het uitstapje naar het Kroller-Muller-museum) iets of is het iets?
A
doet
B
is

Slide 25 - Quizvraag

Het uitje naar het Kroller-Muller-museum in de zomer schijnt ontzettend gezellig te zijn.

Welk soort gezegde heeft deze zin?
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 26 - Quizvraag

Naamwoordelijk gezegde
  1. Alle werkwoorden in de zin (+ delen van splitsbaar werkwoord / 'aan het' / 'te')
  2. Naamwoordelijk (zins)deel 

 o   ng                 ng                           ng
Hij | is | de koning van Spanje | gebleven


naamwoordelijk (zins)deel 

Slide 27 - Tekstslide

Het uitje naar het Kroller-Muller-museum in de zomer schijnt ontzettend gezellig te zijn.

Wat zijn alle werkwoorden in deze zin?

Slide 28 - Open vraag

schijnt te zijn
alle werkwoorden

Slide 29 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde
  1. Alle werkwoorden in de zin (+ delen van splitsbaar werkwoord / 'aan het' / 'te')
  2. Naamwoordelijk (zins)deel 

 o   ng                 ng                           ng
Hij | is | de koning van Spanje | gebleven


naamwoordelijk (zins)deel 

Slide 30 - Tekstslide

Het uitje naar het Kroller-Muller-museum in de zomer schijnt ontzettend gezellig te zijn.

Wat is het naamwoordelijk deel van deze zin?

Slide 31 - Open vraag

ontzettend gezellig
naamwoordelijk (zins)deel 

Slide 32 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde
  1. Alle werkwoorden in de zin (+ delen van splitsbaar werkwoord / 'aan het' / 'te')
  2. Naamwoordelijk (zins)deel 

 o   ng                 ng                           ng
Hij | is | de koning van Spanje | gebleven


naamwoordelijk (zins)deel 

Slide 33 - Tekstslide

Het uitje naar het Kroller-Muller-museum in de zomer schijnt ontzettend gezellig te zijn.

Wat is het naamwoordelijk gezegde in deze zin?

Slide 34 - Open vraag

schijnt ontzettend gezellig te zijn

Slide 35 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde
  1. Alle werkwoorden in de zin (+ delen van splitsbaar werkwoord / 'aan het' / 'te')
  2. Naamwoordelijk (zins)deel 

                                           o                                                 ng                   ng
Het uitje naar het Kroller-Muller-museum in de zomer | schijnt | ontzettend gezellig | te zijn.

naamwoordelijk (zins)deel 

Slide 36 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 1 en 2
1. Alle werkwoorden in de zin + naamwoordelijk (zins)deel

2. Zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, voorkomen

Slide 37 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 3
                 o                              ng   ng
a. Koning Willem Alexander | is | jarig. 

                      ng           o           ng          ng
b. Eigenlijk | wil | de koning | dokter | worden

     o   ng                                     ng          ng
c. Hij | is | helaas | wel | vaak | ziek | geweest.  

      o     ng      ng
d. Dat | is | logisch. 

Slide 38 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 4
a. geen / wel / is / ng
b. geen / wel / is / ng
c. wel / niet / doet / wg
d. wel / niet / doet / wg
e. wel / niet / doet / wg
f. geen / wel / is / ng
g. wel / niet / doet / wg
h. wel / niet / doet / wg 

Slide 39 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 5
                               ng      o                                     ng
a. Tegenwoordig | is | 27 april | de verjaardag van koning Willem Alexander.

                        ng                                    o                                                  ng
b. Eigenlijk | was | de eerste ‘Koningsdag’ uit de geschiedenis | een Prinsessendag.

           o             ng             ng
c. Die datum | bleef | onveranderlijk | tot de troonsopvolging van koning Willem Alexander.


Slide 40 - Tekstslide

Gezegde


Werkwoordelijk gezegde           Naamwoordelijk gezegde



doet het onderwerp iets                                 of                               is het onderwerp iets? 



Hij zingt op de fiets.                                                               Hij is sportief geworden. 
             kern = werkwoord                                                                               kern = naamwoord

Slide 41 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde
            dierenarts 
            gelukkig .


Koppelwerkwoord (zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen)
    o   ng          ng
zelfstandig naamwoord

bijvoeglijk naamwoord
Zij | is |

Slide 42 - Tekstslide

Hoe kan je het naamwoordelijk gezegde herkennen?
  1. Zoek alle werkwoorden in de zin.
  2. Kies het belangrijkste werkwoord (het werkwoord met de meest duidelijke/belangrijke betekenis).
  3. Stel jezelf de vraag: heeft dit werkwoord een duidelijke betekenis? Nee? Waarschijnlijk naamwoordelijk gezegde.
  4. Stel jezelf de vraag: is dit werkwoord één van de koppelwerkwoorden (zijn/worden/blijven/blijken/lijken/schijnen)? Ja?  Waarschijnlijk naamwoordelijk gezegde.
  5. Doet of is het onderwerp van de zin iets? Doet: werkwoordelijk gezegde. Is: naamwoordelijk gezegde. 
  6. Zeker weten of je een naamwoordelijk gezegde hebt? Controleer of je het koppelwerkwoord van de zin kunt vervangen door een ander koppelwerkwoord (zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen). 

Slide 43 - Tekstslide