Creatief schrijven & spelling les 1: Wat weet je al? kenmerken.H1

(Luister)sprookje maken

Nederlands Periode 2     2023-2024
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

(Luister)sprookje maken

Nederlands Periode 2     2023-2024

Slide 1 - Tekstslide

Wat leer je over sprookjes?
  • opbouw van een sprookje (begin, midden, eind)
  • kenmerken van hoofdpersonen in sprookjes
  • kenmerken van plaatsen waar sprookjes zich afspelen
  • woord- en taalgebruik in sprookjes
  • sfeer in sprookjes

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht luistersprookje
Je maakt een (luister)sprookje dat je in een tweetal schrijft (& opneemt.)


Bij Nederlands ga je aan de slag met het bedenken, schrijven en inspreken van het sprookje (1000 woorden). 


Slide 3 - Tekstslide

Luistersprookje: wat moet ik doen?
Je maakt een aantal tussenopdrachten over het onderwerp ‘sprookje’ om op basis daarvan sprookje te schrijven. Vervolgens spreek je het sprookje in met behulp van een opneemprogramma.
Je leer creatief te zijn met taal.
Je leert volgens een plotlijn te schrijven met daarin herkenbare punten.
Je leert de impact van stemgebruik in voorleesverhalen.
Zodat je je ideeën duidelijk kan verwoorden.
Zodat je de lezer mee kan nemen in bepaalde gevoelens, gedachten en/of beelden.
Zodat je het effect van de inzet van bepaalde literaire technieken ervaart.
Hoeveel tijd heb ik ervoor?
 14 lessen in totaal.
Wanneer is het klaar? → 23 feb -Je hebt de tussenopdrachten gemaakt, een sprookje geschreven, ingesproken en ingeleverd op Classroom.

Slide 4 - Tekstslide

Waar denken jullie aan bij een sprookje?

Slide 5 - Woordweb

Slide 6 - Video

Tussenopdracht 1
Wat maakt een sprookje een sprookje? Geef antwoord op deze vraag in een klein verslagje van 150-200 woorden (Classroom). Ga op onderzoek uit in duo's.
Houd bij het beantwoorden van de vraag rekening met de volgende 3 deelonderwerpen
- de geschiedenis van sprookjes,
- bekende verzamelaars (schrijvers) van sprookjes
- algemene kenmerken die in de meeste sprookjes voorkomen.



Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Filmpje: welke algemene kenmerken zie je terug?

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Kenmerken personages
1. De held en de anti-held.
2. Gebruik kenmerken die eigenlijk ongeloofwaardig zijn.
3. Slechte eigenschappen 
4. Menselijke goedheden (vriendelijk, behulpzaam, gul....)
5. Doel (botst met die van de anti-held)
6. Archetypen (held, tegenstander, geliefde, mentor (=fee)
7. Hoeft niet menselijk te zijn.

Slide 12 - Tekstslide

Uitdelen:
8 tips voor het bedenken van een sprookjespersonage

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht: kenmerken personages

Welke typische kenmerken van de personages herken je in het sprookje Repelsteeltje?
1. Noteer voor jezelf in stilte de kenmerken.
2. Deel jouw bevindingen met je tafelgroepje.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Tussenopdracht 2: kenmerken personages

Ga in tweetallen op zoek naar twee verschillende sprookjes en haal uit elk sprookje zoveel mogelijk kenmerken van personages.
In Classroom noteer je welke 2 sprookjes jullie hebben uitgezocht en welke kenmerken van personages je hebt gevonden. Dat mag een opsomming zijn.

Slide 16 - Tekstslide

De 31 verhaalelementen van Propp

Eerst wordt de beginsituatie geschetst, daarna is er een selectie van een aantal of alle 31 elementen die in de onderstaande volgorde op het verhaal worden toegepast, zie uitgedeeld document.

Slide 17 - Tekstslide

Tussenopdracht 3
Jullie krijgen het sprookje van Hans en Grietje uitgedeeld.
Welke 
-algemene kenmerken
-kenmerken personages
-verhaalelementen zie je hierin terug?

Slide 18 - Tekstslide

Plot (=verhaallijn)
1. Hoofdpersoon
2. Doel
3. Conflict / probleem / obstakel
4. Hoofdpersoon komt in actie
5. Oplossing
6. Happy end

Slide 19 - Tekstslide

Tussenopdracht 2
Beschrijf de plotlijn van het sprookje van Hans en Grietje
1. Hoofdpersoon
2. Doel
3. Conflict / probleem / obstakel
4. Hoofdpersoon komt in actie
5. Oplossing
6. Einde

Slide 20 - Tekstslide

Evaluatie tussenopdracht 2
Welke plotlijn hebben jullie voor Hans en Grietje opgeschreven?
-Is het doel duidelijk geformuleerd?
-Hindernis/obstakel verwerkt?
-Is het doel behaald?

Slide 21 - Tekstslide

Welke algemene kenmerken van een sprookje herken je? 

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Welke algemene kenmerken van een sprookje herken je? 

Slide 24 - Tekstslide

Thema
Wat wordt er bedoeld met het thema van een verhaal?

Slide 25 - Tekstslide

Thema

Het thema is de kortste aanduiding van het centrale probleem
waar het verhaal over gaat.

Slide 26 - Tekstslide

Thema: voorbeelden
armoede  en rijkdom
ware liefde / trouwen
sociaal onrecht
wraak en jaloezie
goed vs kwaad

Slide 27 - Tekstslide

Thema: hoe kun je het vinden?
1. Wat is de ‘wijze les’ van het verhaal?
2. Wat wil de schrijver je meegeven over het onderwerp?
3. Met welk probleem (gevoel/gedachte) zit de hoofdpersoon?
4. Wat ontdekt de hoofdpersoon over het onderwerp? 
5. Verandert hij/zij van mening in loop van het verhaal?



Slide 28 - Tekstslide

Wat is het thema?
Overleg in je tafelgroepje.

- Sneeuwwitje
-Doornroosje
-Assepoester

Slide 29 - Tekstslide

De moraal, wat is dat?
- Wat is de moraal van Hans en Grietje?
- Wat is de moraal van Assepoester?

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

Slide 32 - Tekstslide

 Welkom!

Pak vast 'Borealis'.....

....en start met lezen.

Slide 33 - Tekstslide

Welke kenmerken van sprookjes ken je?

Slide 34 - Woordweb

Welke thema's komen vaak in sprookjes voor?

Slide 35 - Open vraag

Slide 36 - Tekstslide

Een sprookje schrijven
1. Bedenk het plot.
2. Kies het thema.
3. Verken de wereld van jouw sprookje Bij sprookjes denken we al snel aan kastelen en bossen. Vaak associeert men sprookjes ook met een fantasierijke setting. Als je dit doet, maak je vaak een mix van het bekende en het onbekende. Een fantasierijke setting met een alledaags thema kan je helpen bij het schrijven van een sprookje, maar er zijn absoluut geen limieten aan de plaats waar jouw sprookje zich af mag spelen.
4.. Bedenk je personages zorgvuldig → symboliek en opbouw karakter.
4. 1 Bouw het plot   
4 Bedenk je personages zorgvuldig → symboliek en opbouw karakter 5 Denk aan dialogen → doel van dialoog in een verhaal?
 5 Denk aan dialogen → doel van dialoog in een verhaal?

Slide 37 - Tekstslide

Een sprookje schrijven (vervolg)
5. Bedenk een moraal (levert extra punten op).
6. Dialogen.

Slide 38 - Tekstslide

 Welkom!

Pak vast 'Borealis'.....

....en start met lezen.

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Dialogen
Inhoud: Dialoog duwt je verhaal vooruit en is kort maar krachtig.
Personages: gebruik emoties en laat je personage een handeling uitvoeren. Hoe hij/zij iets zegt, moet in de dialoog naar voren komen ('Moet ik dat echt nog een keer uitleggen?' zuchtte hij geïrriteerd.) Gebruik emoties (huilde/zuchtte hij)
Realistisch: laat de personages ook stotteren of door elkaar heen praten, net als in het echte leven.

Slide 42 - Tekstslide

Directe rede:

(1a) Toen zei ze tegen me: ‘Ik wil je nooit meer zien.’
(2a) ‘Zal ik je naar huis brengen?’, vroeg hij verlegen.
(3b) Ze zei kwaad: ‘Ik denk dat ik dan maar eens opstap!'
Indirecte rede:

(1b) Toen zei ze tegen me dat ze me nooit meer wilde zien. 
(2b) Hij vroeg verlegen of hij haar naar huis mocht brengen. 
(3b) Toen zei ze kwaad dat ze maar eens opstapte

Slide 43 - Tekstslide

Schrijftips
1. Schrijf actief. Niet: ‘Levi werd met zijn hoofd onderwater geduwd.’ Maar:
   ‘De badmeester duwde Levi met zijn hoofd onder water.’
2. Wissel korte en lange zinnen af.
3. Begrens je zinnen: maak ze niet te lang, zet op tijd komma's en punten.
4. Geen woorden als BAM gebruiken of veel uitroeptekens achter elkaar.
5. Schrijf in de verleden tijd en wees daar consequent in.
6. Verwerk dialogen in je verhaal. Gebruik hierin emotie.
7.

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide