3a2 Woordenschat H1

Woordenschat - H1 - Stijlfiguren
3 vwo
Nieuw Nederlands
blz. 26 - 29
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Woordenschat - H1 - Stijlfiguren
3 vwo
Nieuw Nederlands
blz. 26 - 29

Slide 1 - Tekstslide

Lesopbouw
- Opdrachten beeldspraak bespreken
- Leesmomentje
- Woordenschat H1: Startopdracht maken
- Woordenschat H1: theorie bespreken en Startopdracht nakijken
- Woordenschat H1: opdracht 1 t/m 6 maken

Slide 2 - Tekstslide

Opdrachten beeldspraak
We gaan de Startopdracht, opdracht 1, opdracht 3 en opdracht 5 bespreken.
Pak je schrift en een andere kleur pen. 
Open de opdrachten in Classroom.
Verbeter je antwoorden met een andere kleur pen. 
Let op, zodat je weet waar we zijn als je de beurt krijgt. 

Slide 3 - Tekstslide

Startopdracht
1 die krullenbol - iemand met al die krullen
2 Goudse - kaas die oorspronkelijk uit Gouda kwam
3 zijtribune - toeschouwers op de zijtribune
4 Eastpack - rugzak van het merk Eastpack
5 Adèle - cd van zangeres Adèle
6 handen - (ongewenste) aanrakingen; ‘je (de) handen thuishouden’ is ‘iemand met rust laten; niet handtastelijk zijn’
7 het koper - de koperen blaasinstrumenten
8 een glaasje - drank; alcoholische consumptie(s)

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 1
1 snotneus - jong iemand die zich ten onrechte heel wat verbeeldt; (eigenlijk: kind dat zijn eigen neus nog niet kan schoonhouden)
2 de kleine lettertjes - de niet snel opgemerkte voorwaarden in een contract die voor de klant vaak negatief uitpakken
3 de pen - het schrijven
4 een zakje - een portie friet
5 de klok - de tijd
6 rood - een rood licht
7 de vijf - een hand; de hand
8 Nikes - hardloopschoenen van het merk Nike

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 3.1
al. 1: (de knapste) koppen - (slimme) mensen
al. 2: de pers - de media; kranten, tv en radio
al. 3: zon - vakantieoorden waar de zon schijnt
strand - streken waar voldoende strand is om te zonnebaden
disco - uitgaansleven
(aan het verkeerde) adres - (op de verkeerde) plek
al. 5: een boterham de lunch

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 3.2
Ja, het is een metoniem. Er worden mensen mee bedoeld die zulke sokken dragen; in het algemeen zijn dat wat wereldvreemde mensen, die zich niet zo veel van regels aantrekken en die streven naar sociale veranderingen in de samenleving.

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 3.3
al. 1: als door een wonder (vergelijking)
erin gaan als koek (vergelijking)
al. 5: mijn maag (meldt) (P) 
voorraadschuur (metafoor) - plaats waar voedsel te vinden is
al. 6: kruis (metAFOOR) - een pijnlijke zaak; lijden
brandstof (metAFOOR) - energie (die nodig is om te denken)
bovenkamer (metAFOOR) - hersenen

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 5
1 de ijzers - metoniem voor de schaatsen
2 deze drinkbeker - metafoor voor moeilijke opgave of beproeving
3 Napoleon - metoniem voor het leger van Napoleon
4 (sloeg in) als een bom - vergelijking: kwam als een grote en schokkende verrassing
5 achter het stuur - metoniem voor autorijden
6 een schat van een vrouw - vergelijking: een zeer lieve vrouw

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 5
7 een hoop stenen - metoniem voor een huis
8 blanken - mensen met een blanke huidskleur
9 lijkt wel oorlog - vergelijking: er is veel ruzie
10 je brood - metoniem voor je salaris of kosten van levensonderhoud
11 Koga - metoniem voor fiets van het merk Koga (vroeger Koga Miyata)
12 in de avond - metafoor voor aan het eind

Slide 10 - Tekstslide

Lezen
Ga tien minuten in je leesboek lezen.


timer
10:00

Slide 11 - Tekstslide

Woordenschat H1: leerdoelen
  • Ik kan uitleggen wat stijlfiguren zijn. 
  • Ik kan uitleggen wat retorische middelen zijn. 
  • Ik kan uitleggen wat repetitio, enumeratio, opsomming in drieën, drieslag, climax en omgekeerde climax zijn.
  • Ik kan een repetitio, enumeratio, opsomming in drieën, drieslag, climax en omgekeerde climax herkennen in een zin/tekst. 
  • Ik kan woordbetekenis achterhalen door middel van de tekst te lezen of een woordenboek te gebruiken.

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak de Startopdracht (blz. 26). 
Je hebt maximaal zeven minuten de tijd. 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak opdracht 1 t/m opdracht 6 (blz. 26 - 29). 
Schrijf de antwoorden in je schrift. 

Klaar?
Ga lezen in je leesboek. 

Slide 18 - Tekstslide