BSR 11/12 2ha Lezen §3 Tekstverbanden en signaalwoorden

Open alvast je boek op blz. 18-19.
Log alvast in op LessonUp
 (de code staat linksonder in beeld).

§2 en §3 Tekstverbanden
en signaalwoorden
Voordat we beginnen:
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Open alvast je boek op blz. 18-19.
Log alvast in op LessonUp
 (de code staat linksonder in beeld).

§2 en §3 Tekstverbanden
en signaalwoorden
Voordat we beginnen:

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Je hebt vragen kunnen stellen over Meer dan Lezen §2.
  • Je kunt het doel-middelverband, oorzakelijk verband, redengevend verband, samenvattend verband en vergelijkend verband herkennen in teksten.
Lesdoelen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In deze les:
  • Het huiswerk nakijken 
    (Cursus 1: Meer dan lezen, paragraaf 3, opdracht 3).
  • Uitleg paragraaf 3 herhalen.
  • Opdracht 5 maken en
    gezamenlijk nakijken.
  • Afronden.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Tekstverbanden en signaalwoorden



In een goede tekst hangen woorden, zinnen en alinea's met elkaar samen. Ze hebben een verband. Door te letten op verbanden in een tekst, kun je de tekst beter begrijpen.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verbanden
tussen zinnen
  • Een duidelijke tekst bestaat uit zinnen die met elkaar verbonden zijn. Je kunt tekstverbanden herkennen door middel van signaalwoorden

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekstverbanden en signaalwoorden
chronologisch verband
daarna, eerst, uiteindelijk, vervolgens
concluderend verband
dus, al met al, daarom
opsommend verband
bovendien, daarnaast, ook, vervolgens
tegenstellend verband
maar, daarentegen, echter, toch
toelichtend verband
als, bijvoorbeeld, zoals, denk maar aan

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekstverbanden en signaalwoorden
Doel-middelverband 
aan de hand van, door middel van, met behulp van, om te, zodat.
Oorzakelijk verband
als gevolg van, daardoor, dankzij, dat komt door, het gevolg is, waardoor.
Redengevend verband
daarom, dankzij, de reden hiervoor is, dus, namelijk, omdat, want.
Samenvattend verband
al met al, kortom, met andere woorden.
Vergelijkend verband
evenals, in vergelijking met, zoals, als.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke signaalwoorden
zeggen iets over tijd?
A
voordat, nadat, daarvoor, daarna
B
aanvankelijk, eerst, eerder, later
C
wanneer
D
tijdens, intussen, terwijl

Slide 8 - Quizvraag

Al deze woorden zijn signaalwoorden van tijd.
Voorbeeld: "Thirza overwoog wat ze zou doen. Intussen liep haar vader naar de voordeur."
Maak zelf een zin van minimaal acht woorden met een doel-middelverband. Gebruik je schema.

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk signaalwoord past in de zin:
.... er verkiezingen komen, presenteren de partijen zich aan de kiezers.
A
Nadat
B
Voordat
C
Eerst
D
Want

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk signaalwoord past in de zin: Mensen stemmen alleen in een hokje, ... de privacy.
A
omdat
B
vanwege
C
want
D
immers

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk signaalwoord past in de zin:
... iemand zich niet kan legitimeren, mag hij/zij ook niet gaan stemmen.
A
Als
B
Tenzij
C
Bijvoorbeeld
D
Want

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk signaalwoord past in de zin:
..... hoop ik dat jullie nu begrijpen wat signaalwoorden zijn.
A
Al met al
B
Vandaar dat
C
Aan het eind
D
Tenzij

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lezen
We lezen de tekst.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat?
Cursus 1 Meer dan Lezen: §3 Tekstverbanden en signaalwoorden. Opdracht 5.
Hoe?
Zelfstandig. Heb je een vraag? Overleg fluisterend.
Werk je antwoorden uit op het lijntjespapier.
Hulp
Het schema en de groene blokjes theorie in je boek.
Tijd
Tien minuten.
Waarom?
Om te oefenen met het herkennen en gebruiken van tekstverbanden en signaalwoorden.
Klaar?
Na tien minuten gaan we samen nakijken.
Oefenen voor de toets
timer
10:00

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Je hebt vragen kunnen stellen over Meer dan Lezen §2.
  • Je kunt het doel-middelverband, oorzakelijk verband, redengevend verband, samenvattend verband en vergelijkend verband herkennen in teksten.
Lesdoelen

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Neem deel onze LessonUp klas
Wat kun je hier vinden?
  • LessonUps
  • Video's
  • Handige websites 

Klassencode
u2ha: ihcqy

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kies het juiste tekstverband.
''Dit jaar wil ik op vakantie naar Australië en dat kost nogal wat. Ik moet dus flink gaan sparen om deze reis te kunnen betalen.''
A
Concluderend verband
B
Redengevend verband
C
Oorzakelijk verband

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

"Ik open het raam, want het is hier veel te warm."
A
Concluderend verband
B
Redengevend verband
C
Oorzakelijk verband

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Na het festival ging Dennis snel naar huis, ... hij moest de volgende dag vroeg op.


A
want (reden)
B
omdat (oorzaak)
C
daardoor (gevolg)
D
zodat (reden)

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb op de vrijmarkt veel spullen verkocht; ... heb ik nu meer ruimte in mijn kasten.
A
zodat (reden)
B
daarna (chronologie)
C
daardoor (gevolg)
D
waardoor (gevolg)

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Shania heeft meestal geen zin om te gaan zwemmen, ... het echt heel erg warm is.
A
zodat (reden)
B
tenzij (voorwaarde)
C
maar (tegenstelling)
D
waardoor (gevolg)

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies