Medicatie Module DD2

Medicatie Module dagdeel 2
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
GezondheidskundeBeroepsopleiding

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 180 min

Onderdelen in deze les

Medicatie Module dagdeel 2

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud
  • Medicatie namen
  • Wat is pijn?
  • Pijnstillers
  • Andere medicatie
  • Ziektebeelden
  • Quiz
  • Vragen

Slide 2 - Tekstslide

Medicijnen hebben verschillende namen:
  • Groepsnaam bijv. anti-epileptica
  • Stofnaam bijv. Carbamezapine
  • Merknaam bijv. Tegretol®

Slide 3 - Tekstslide

Pijn is wat de klant zegt dat het is en treedt op wanneer hij zegt dat zij optreedt
Pijn is een subjectief gegeven en kan het beste worden beoordeeld door degene die de pijn ervaart
Pijn heeft altijd invloed op iemands kwaliteit van leven
Ongeveer 600.000 mensen met chronische pijn

Slide 4 - Tekstslide

Pijnstillers
  1. Paracetamol
  2. NSAID's
  3. Lichte opiaten
  4. Sterkere opiaten

Slide 5 - Tekstslide

Andere medicatie
  • Morfine pleisters
  • Bloeddrukverlagende middelen
  • Plastabletten
  • Hartmedicatie
  • Cholesterol verlagers
  • Antistollingsmedicatie
  • Antibiotica

Slide 6 - Tekstslide

Bloeddruk
Risico's
Hoge bloeddruk geeft verhoogde kans op hart en vaatziekten, nierschade en schade aan ogen.
Hoge bloeddruk
Een bovendruk hoger dan 140 en een onderdruk hoger dan 90 wordt hoge bloeddruk genoemd.
Bij ouderen mag deze iets hoger zijn 
Wat is dat?
De bovendruk (systolische druk) is de druk die gemeten wordt wanneer het hart zich inspant en bloed in de slagaders pompt.
De onderdruk (diastolische druk) is de druk die gemeten wordt als het hart zich ontspant. 

Medicatie
ACE-Remmers (vermindert vaatvernauwing)zoals: Coversyl, Capoten, Renitec. Bijwerkingen: duizeligheid, prikkelhoest en jeuk
Bètablokkers (vertraagt de hartslag) zoals: Metoprolol, selokeen, atenolol.
Bijwerkingen: vernauwing luchtwegen, koude handen en voeten, lage polsslag
Diuretica (plastabletten) zoals: hydrochloorthiazide en furosemide

Slide 7 - Tekstslide

Hartmedicatie
Angina pectoris
Hartkramp
Hierbij krijgt een deel van het hart te weinig zuurstof, bijna altijd door een vernauwing van de kransslagaders.
Signalen: beklemmend gevoel op de borst, uitstraling naar de linker arm, kaken en schouderbladen.
(Let op: bij vrouwen kunnen hele andere signalen optreden)

Medicatie
Bloedvat verwijdend zoals isordil of nitrolinguaal spray (onder de tong)

Op langere termijn schrijft arts vaak andere medicatie voor tegen te hoge bloeddruk en te hoog cholesterol
Medicatie
  • ACE-remmers (bloedvat verwijdend) of Bètablokkers (hartslag verlagend)
  • Plastabletten
  • digoxine (Lanoxin): dit zorgt ervoor dat de hartspier krachtiger samentrekt. Bijwerkingen zijn: langzame hartslag, verwardheid, slecht zien
Decompensatio Cordis
Hartfalen
Het hart pompt het bloed niet meer goed rond door:
Verminderde hartspierfunctie door bijvoorbeeld een hartinfarct of een infectie
Er is een verminderde pompfunctie van het hart door bijvoorbeeld slechte hartkleppen of ritmestoornissen

Slide 8 - Tekstslide

Antistollingsmedicatie
Risico's
Er kunnen overal in het lichaam problemen optreden door een bloedstolsel. Bij stolsels in kransslagaders van het hart neemt het ongeveer 6 uur in beslag voordat het weefsel volledig is afgestorven.
Andere risico's: trombosebeen, longembolie, herseninfarct.
Stolling
Bloed stolt niet zomaar in de bloedvaten. Daar zorgt ons lichaam voor. Als daar iets misgaat bijvoorbeeld dat het bloed stil staat of te langzaam stroomt kan dit problemen geven. Het bloed kan te snel of te langzaam stollen.
Verhoogd risico: bedlegerige klanten, bloedvatvernauwing, operaties en ongelukken.
Medicatie
Acetylsalicylzuur (Ascal): zorgt ervoor dat de bloedplaatjes niet klonteren
Sintrommitis (acenocoumarol), Marcoumar (fenprocoumon) onderdrukt de stollingsneiging
DOAC's (Directe Orale Anticoagulantia): Pradaxa (dabigatran), Lixiana (edoxaban), Eliquis (apixaban), Xarelto (rivaroxaban)
Let op! overleg als je veel blauwe plekken of bloedneus bij de klant signaleert

Slide 9 - Tekstslide

Cholesterol
Hypercholesterolemie
Een te hoog cholesterol: hierdoor kan er aderverkalking optreden, hierdoor bestaat een hoger risico op hart en vaatziekten

Tijdstip
Inname gebeurt bij voorkeur 's avonds omdat de lever in de nacht het meeste cholesterol aanmaakt en er er niet meer gegeten wordt.
Bijwerkingen: spierpijn, maagdarmklachten en jeuk
Medicatie:  simvastatine(Zocor), atorvastatine (Lipitor), rosuvastatine (Crestor)

Slide 10 - Tekstslide

0

Slide 11 - Video

Diabetes
Hypoglycaemie
Bij een hypoglycaemie is de bloedsuiker te laag.
Symptomen hiervan kunnen zijn: transpireren, beven, duizeligheid, hongergevoel, snelle pols, onrust en verwardheid
Actie: overleggen en zo nodig suiker toedienen en klant laten eten!
Wat is dat?
Diabetes is een aandoening waarbij de stofwisseling van glucose is verstoord.
Hierin maken we onderscheid in diabetes type 1 en type 2
Diabetes type 1: hier maakt de alvleesklier geen insuline meer aan
Diabetes type 2: hier maakt de alvleesklier geen of te weinig insuline aan of werkt de insuline niet optimaal
Hyperglycaemie
Bij een hyperglycaemie is de bloedsuiker te hoog.
symptomen hiervan zijn: sterke dorst, veel plassen, braken, vermoeidheid, langzame pols, toenemende sufheid, misselijkheid
Actie: overleggen!

Slide 12 - Tekstslide

Astma en COPD
Astma
Astma is een ontsteking van de luchtwegen die vaak wordt uitgelokt door prikkels van buitenaf.
Hierbij is geen blijvende schade aan de longen. 
COPD
COPD is een ontsteking van de luchtwegen waarbij er blijvende schade is aan het longweefsel.
Belangrijke oorzaak van COPD is roken 
Medicatie
Voor zowel Astma en COPD wordt medicijnen gebruikt die ontstekingsremmend werken en de luchtwegen verwijden.
Meestal zijn dit inhalaties of vernevelingen.
Voorbeelden: Ventolin (kortwerkend), Seretide (midden langwerkend), Theolair (langwerkend).
Nazorg: mond goed spoelen en klant laten eten dit om schimmelinfecties in de mond en bovenste luchtwegen te voorkomen


Slide 13 - Tekstslide

Plastabletten
Plasstoornissen
Treedt vaak op op oudere leeftijd.
Bijvoorbeeld het niet op kunnen houden van urine, overactieve blaas of verslapte spieren.
Medicatie hiervoor is bijvoorbeeld: solifenacine (Vesicare) en flavoxaat (Urispas)
Mannen krijgen vaak last van prostaat die vergroot is en kunnen daardoor ook plasstoornissen krijgen.
Medicatie: tamsulosine (Omnic), finasteride (Proscar)
Tijdstip
Geef diuretica in de ochtenduren.
In de avonduren kan het de nachtrust negatief beïnvloeden doordat mensen in de nacht naar het toilet moeten
Diuretica
Ook wel diuretica genoemd. Deze tabletten voeren overtollig vocht af door zoutuitscheiding.
Voorbeelden: furosemide (Lasix), hydrochloorthiazide, bumetanide (Burinex). 
Bijwerkingen: uitdroging, verminderde nierfunctie, spierkrampen, duizeligheid en droge mond

Slide 14 - Tekstslide

Antibiotica
Hoe innemen?
  • Altijd de kuur afmaken!
  • Kan in verschillende vormen beschikbaar zijn 
  • goed verdeeld over 24 uur innemen
Wat is dat?
Dit is medicatie die werkzaam is tegen een bacterie

Bijwerkingen
Antibiotica kan vervelende bijwerkingen hebben zoals:
Diarree, misselijkheid, uitslag, kortademigheid.
Overleg dit altijd als je dit opmerkt.
Innemen met yoghurt kan helpen diarree verminderen of vitamine B tabletten. 

Slide 15 - Tekstslide

Overige medicatie
  • Antidepressiva
  • Antipsychotica/neuroleptica
  • Slaapmiddelen
  • Kalmerende middelen
  • Epilepsie

Slide 16 - Tekstslide

Wie mag morfinepleisters
plakken bij klanten?
A
Helpende niveau 2
B
Verpleegkundige niveau 4 en 5
C
Verzorgende IG niveau 3
D
Huishoudelijke hulp

Slide 17 - Quizvraag

Wat kan een bijwerking zijn van plastabletten?
A
Uitdroging
B
Trombose
C
Obstipatie
D
Oorsuizen

Slide 18 - Quizvraag

Welk moment van de dag geef je de klant plastabletten?
A
In de ochtend
B
Maakt niet uit
C
In de avond
D
Alleen bij klachten

Slide 19 - Quizvraag

Wat zijn symptomen
van hartkramp?

Slide 20 - Woordweb

Welk moment van de dag geef je de klant cholesterol verlagende tabletten?
A
In de ochtend
B
In de avond
C
Maakt niet uit
D
Alleen bij klachten

Slide 21 - Quizvraag

Waar let je op als iemand antistollingsmedicatie gebruikt?
A
Dat mensen goed blijven bewegen
B
Hoeveel mensen drinken
C
Hoeveel mensen plassen
D
Bloedneus en blauwe plekken

Slide 22 - Quizvraag

Waar werkt een antibioticum tegen?
A
schimmels
B
bacteriën
C
virussen
D
tegen allemaal

Slide 23 - Quizvraag

Wat kunnen signalen zijn van een blaasontsteking?

Slide 24 - Open vraag

Ik herken een hypoglycaemie aan...
A
vermoeidheid, veel plassen, braken, onrust, trage pols, toenemende sufheid, misselijkheid
B
transpireren, beven, bleekheid, duizeligheid, hongergevoel, snelle pols, onrust, verwardheid
C
sterke dorst, veel plassen, braken, onrustvermoeidheid, trage pols, toenemende sufheid, misselijkheid
D
transpireren, rood gelaat, vermoeidheid, snelle pols, toenemende sufheid, pijn op de borst, verwardheid

Slide 25 - Quizvraag

Hoelang duurt het ongeveer voordat antidepressiva werken?
A
4-6 weken
B
3 tot 7 dagen
C
3-6 maanden
D
enkele uren

Slide 26 - Quizvraag

Wat is belangrijk nadat iemand zijn inhalator gebruikt heeft?
A
dat je kijkt of het gebit nog goed zit
B
neus snuiten
C
mond spoelen / eten
D
geen nazorg nodig

Slide 27 - Quizvraag

Vragen?

Slide 28 - Tekstslide