H3-namenensoortenstoffen-hk

Namen, symbolen en soorten stoffen

Quiz
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Namen, symbolen en soorten stoffen

Quiz

Slide 1 - Tekstslide

Het symbool voor aluminium is:
A
Au
B
Al
C
Ar
D
ALi

Slide 2 - Quizvraag

Het symbool voor nikkel is:
A
N
B
Nk
C
Ni
D
Na

Slide 3 - Quizvraag

Het symbool voor kwik is:
A
K
B
Cu
C
Sn
D
Hg

Slide 4 - Quizvraag

Het symbool Zn staat voor:
A
zwavel
B
zirkonium
C
zink
D
zilver

Slide 5 - Quizvraag

Het symbool Cr staat voor:
A
chloor
B
chroom
C
koolstof
D
calcium

Slide 6 - Quizvraag

Het symbool K staat voor:
A
koolstof
B
koper
C
kwik
D
kalium

Slide 7 - Quizvraag

Het symbool Si staat voor:
A
stikstof
B
silicium
C
zwavel
D
zuurstof

Slide 8 - Quizvraag

Metalen en niet-metalen
Sommige elementen behoren tot de metalen, andere tot de niet-metalen. Sleep in de volgende vraag de verschillende symbolen en namen in de juiste categorie:

Slide 9 - Tekstslide

Metaal
Niet-metaal
Ba
calcium
O
broom
C
waterstof
lithium
mangaan
S
Pb
Ag
Ne

Slide 10 - Sleepvraag

Formuletaal
Moleculen bestaan uit atomen die door atoombindingen in groepjes (=moleculen) bij elkaar bijven.
Een stof kun je beschrijven als een molecuulformule met daarachter de fase van de stof bij kamertemperatuur.

Slide 11 - Tekstslide

Welke naam hoort bij deze molecuulformule?

H2O(l)
A
diwaterstofoxide
B
waterstof
C
water
D
zuurstof

Slide 12 - Quizvraag

Welke naam hoort bij deze molecuulformule?

CH4(g)
A
calciumhydroxide
B
koolstofdioxide
C
methaan
D
koolwaterstof

Slide 13 - Quizvraag

Welke naam hoort bij deze molecuulformule?

PCl4(g)
A
chloortetrafluoride
B
fosfortetrachloride
C
fosfortrichloride
D
trichloorfosfide

Slide 14 - Quizvraag

Welke naam hoort bij deze molecuulformule?

Cl2(g)
A
dichloor
B
chloor
C
chloride
D
chloorchloride

Slide 15 - Quizvraag

Welke molecuulformule hoort bij de naam waterstofbromide ?

A
HOBr (g)
B
CHO (g)
C
HBr (g)
D
BaH (g)

Slide 16 - Quizvraag

Van 7 niet-ontleedbare stoffen bestaan de moleculen steeds uit steeds 2 atomen. Sleep ze naar de goede plek:
Niet-ontleedbare stof bestaat uit losse atomen
Niet-ontleedbare stof bestaat uit steeds 2 dezelfde atomen
P
H
N
C
Si
O
F
S
Cu
Cl
Br
Zn
Hg
  I

Slide 17 - Sleepvraag

Er zijn 3 soorten stoffen: metalen, zouten en moleculaire stoffen. Sorteer onderstaande stoffen in de juiste categorie:
metaal
zout
moleculaire stof
koperchloride
brons
distikstoftetraoxide
witgoud
zilverbromide
koolstofdioxide
zilver

Slide 18 - Sleepvraag

Fool's Gold
Goudzoekers denken vaak ten onrechte dat ze een mooi goudklompje hebben gedolven. Ze hebben dan de stof pyriet uit de grond gehaald. Goud en pyriet, FeS2 (s), lijken op het oog erg op elkaar, maar hebben sterk verschillende eigenschappen.

Slide 19 - Tekstslide

Beschrijf hoe goudzoekers snel kunnen onderzoeken of ze goud of een klompje pyriet in handen hebben.

Slide 20 - Open vraag

Wat hebben we geleerd?

Elke atoomsoort (=element) heeft zijn eigen symbool
Er zijn metalen en niet-metalen
De formule van een niet-ontleedbare stof is het symbool van de atoomsoort(fase). Zeven niet onleedbare stoffen hebben moleculen die uit 2 dezelfde atomen bestaan.
In de formule van ontleedbare stoffen staan meer atoomsoorten. 
Er zijn drie soorten stoffen: metalen, zouten en moleculaire stoffen

Slide 21 - Tekstslide