In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
week 36 les 1
PTA, werkoverzicht, werkwijze
(als het goed is heb je je voorbereid op deze les, zie Magister)
Maken (en bespreken) huiswerkopgave 1
Maken huiswerkopgave 2
Slide 2 - Tekstslide
PTA
Slide 3 - Tekstslide
Werkoverzicht
Slide 4 - Tekstslide
opgave 1: Bedrijfstak of bedrijfskolom
timer
15:00
Slide 5 - Tekstslide
1.1 bedrijfskolom of bedrijfstak?
A
bedrijfskolom
B
bedrijfstak
Slide 6 - Quizvraag
1.1
1. 1p
Een bedrijfskolom. Wat het ene bedrijf als eindproduct verkoopt, wordt door het volgende bedrijf gebruikt als grondstof.
Slide 7 - Tekstslide
1.2 consumptiegoed of kapitaalgoed?
A
consumptiegoed
B
kapitaalgoed
Slide 8 - Quizvraag
1.2
2. 1p
Een kapitaalgoed. De groenteboer heeft geïnvesteerd in dit fruit. Pas als het is verkocht is het voor hem niet langer een kapitaalgoed.
Slide 9 - Tekstslide
1.3 Bereken de toegevoegde waarde van de fruitteler over juni 2016 (antwoord zonder tekens)
Slide 10 - Open vraag
1.3
3. 1p
Omzet – de waarde van grond- en hulpstoffen = 100.000 × € 3 − € 5.000 = € 295.000.
Slide 11 - Tekstslide
1.4 Hoe hoog is het saldo winst / verlies?
Slide 12 - Tekstslide
1.4
Slide 13 - Tekstslide
1.5 Bereken de omzet van de groenteboer (antwoord zonder tekens)
Slide 14 - Open vraag
1.5
5. 2p
De toegevoegde waarde van de groenteboer bedraagt € 150.000. Deze waarde is toegevoegd aan zijn inkopen en energie. Zijn omzet is € 150.000 + € 10.000 + € 500.000. Samen € 660.000 (huurkosten is hier een overbodig gegeven).
Slide 15 - Tekstslide
1.6 Verklaar het verschil?
Slide 16 - Tekstslide
1.6
6. 1p
Dat komt door de energie. De energie is afkomstig uit een andere bedrijfstak en daarom geen toegevoegde waarde van de bovengenoemde bedrijven. De energie telt echter telkens wel mee in de omzet.