werkwoordstijden

De werkwoordstijden
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

De werkwoordstijden

Slide 1 - Tekstslide

heden, verleden, toekomst
heden = nu, huidige tijd
verleden= toen, de tijd voor de huidige tijd
toekomst = binnenkort, later, de tijd die na de huidige tijd komt

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Ik heb heel hard mijn best gedaan.
A
voltooid
B
onvoltooid

Slide 5 - Quizvraag

Ik zal hard mijn best doen.
A
voltooid
B
onvoltooid

Slide 6 - Quizvraag

Hij is geslaagd voor zijn examen.
A
voltooid
B
onvoltooid

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Stappenplan tijden v.h. werkwoord
1. Zoek de persoonsvorm. Staat dit in tt of vt.?
2. Staat er een volt.dw. in de zin met hww. zijn of hebben?  
3. Ja? Dan voltooide tijd.
4. Staat het werkwoord zullen in de zin?
5.Ja? Tegenwoordig toekomende tijd.
6. Staat het werkwoord zouden in de zin?
7. Ja? Verleden toekomende tijd.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

In welke tijd staat de volgende zin: Zij zouden vanavond naar de bioscoop gaan.

Slide 11 - Open vraag

In welke tijd staat de volgende zin: Mijn buren hebben altijd al een mooi huis gehad.

Slide 12 - Open vraag

Verhuizen jullie naar Schiedam?

A
onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
B
onvoltooid verleden tijd (ovt)
C
voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
D
voltooid verleden tijd (vvt)

Slide 13 - Quizvraag

Pierre kon heel goed koken.
A
onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
B
onvoltooid verleden tijd (ovt)
C
voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
D
voltooid verleden tijd (vvt)

Slide 14 - Quizvraag

Op de atletiekbaan in Zeewolde heeft Maher het baanrecord kunnen breken.

A
onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
B
onvoltooid verleden tijd (ovt)
C
voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
D
voltooid verleden tijd (vvt)

Slide 15 - Quizvraag

Het probleem met de handhaving zal niet kleiner geworden zijn.
A
onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
B
onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
C
voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
D
voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)

Slide 16 - Quizvraag

Jij ... (raden, pvtt) nooit wat ik vandaag heb gedaan!

Slide 17 - Open vraag

ovt : We ... (uitladen) de auto ....

Slide 18 - Open vraag

Opdrachten maken
Opdrachten 1 t/m 6
Toets??

Slide 19 - Tekstslide