9.4 Vergelijkingen + 9.5Bordjes leggen

Voor vandaag:
  • 9.1, 9.2, 9.3 herhalen
  • 9.4 Vergelijkingen
  • Oefenen
  • Afronden

1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Voor vandaag:
  • 9.1, 9.2, 9.3 herhalen
  • 9.4 Vergelijkingen
  • Oefenen
  • Afronden

Slide 1 - Tekstslide

Woordformule
In een woordformule staat op een korte en handige manier hoe je iets berekent. Ofwel een regel in woorden met wiskundige symbolen opgeschreven.

Bijvoorbeeld:   huurprijs fiets = 5 + 2 x aantal uren

Let op je uitwerking en de notatie!
Een formule heeft 
twee onbekenden.

Slide 2 - Tekstslide

9.2 Formules vereenvoudigen
Alleen gelijksoortige termen kun je samenvoegen.
In gelijksoortige termen komen precies dezelfde variabelen voor. 








g = 3a - 4 - 2a + 6

Slide 3 - Tekstslide

9.2 Formules vereenvoudigen
Alleen gelijksoortige termen kun je samenvoegen.
In gelijksoortige termen komen precies dezelfde variabelen voor. 








g = 3a - 4 - 2a + 6


Slide 4 - Tekstslide

Schrijf de volgende formules korter.

a)  c = 5d - 4 - 4,8d + 8

b) m = -6b + 2b + 5 + 3b


Slide 5 - Tekstslide

9.3 Werken met formules

  huurprijs fiets = 5 + 2 x aantal uren
                          p = 5 + 2a 
a = 4
Een formule heeft 
twee onbekenden.

Slide 6 - Tekstslide

Volgorde bij berekening
Stappenplan
  1. tussen de Haakjes 
  2. Machten (dus ook Kwadateren)
  3. Vermenigvuldigen en Delen (v.l.n.r)
  4. Optellen en Aftrekken (v.l.n.r)

Help Mij Van Die Onvoldoendes Af!

Slide 7 - Tekstslide

9.3 Werken met formules
Notatie in schrift


m=8        


l=3m+16

Slide 8 - Tekstslide

Bereken van de volgende formule uitkomst p als n = 12.

p = 1 + 4(n - 9) 
Lastig?
O21 maken

Slide 9 - Tekstslide

Je leert:
-wat een vergelijking is
-hoe je een vergelijking oplost

Slide 10 - Tekstslide

9.4 Vergelijkingen 
De letter(s) waarvan je de waarde niet weet noemen we een variabele.


Een formule heeft twee variabelen.           = 3x + 2
Een vergelijking heeft één variabele.         8 = 3x + 2

Slide 11 - Tekstslide

9.4 Vergelijkingen

  huurprijs fiets = 5 + 2 x aantal uren
                          p = 5 + 2a     of     5 + 2a = p 
p = 23
Een formule heeft 
twee onbekenden.

Slide 12 - Tekstslide

Voor een open dag worden de ramen gewassen.
Voor een opendag, worden de ramen gewassen van de school. 
Elk raam kost €2,00 om schoon gemaakt te worden en de voorrijkosten zijn €120. 
Maak een formule waarmee je de kosten kunt berekenen als je het aantal gewassen ramen weet.


De school heeft een rekening van €260 gekregen.
Bereken hoeveel ramen er zijn gewassen.

9.4 Vergelijkingen

Slide 13 - Tekstslide

Los de volgende vergelijkingen op:

30a + 20 = 140                  11t = 88

Slide 14 - Tekstslide

9.4 maken (24 t/m 29)
klaar, dan:
o:o26
u: u7

Slide 15 - Tekstslide

Welke notatie is goed?

Loon = 5 + 0,20 x aantal kranten
A
L = 5 + 0,20a
B
L = 5, 20a
C
L = 5 + a0,20
D
L = 0,20a + 5

Slide 16 - Quizvraag

Voor vandaag:
  •  9.2, 9.3, 9.4 herhalen
  • 9.5 Vergelijkingen oplossen met bordjes- instructie
  • Oefenen
  • Afronden

Slide 17 - Tekstslide

Lesdoel:
- Je kunt vergelijkingen oplossen met bordjes methode.

Slide 18 - Tekstslide

Aanpak:

  1. Leg het bordje over de term met de variabele erin.
  2. Reken uit wat er op het bordje moet staan.
  3. Bereken de oplossing, altijd delen door het getal vóór de letter. 
  4. Controleer je oplossing met de vergelijking.
Los op:
65 - 15p = 20 

Slide 19 - Tekstslide

Aanpak:
  1. Vereenvoudig (gelijksoortige termen samenvoegen).
  2. Leg het bordje over de term met de variabele erin.
  3. Reken uit wat er op het bordje moet staan.
  4. Bereken de oplossing, (altijd delen door het getal vóór de letter).  
  5. Controleer je oplossing met de vergelijking.
Los op:
17b - 5b - 7 = -4

Slide 20 - Tekstslide

Aanpak:

  1. Leg het bordje over de term met de variabele erin.
  2. Reken uit wat er op het bordje moet staan.
  3. Bereken de oplossing, altijd delen door het getal vóór de letter. 
  4. Controleer je oplossing met de vergelijking.
Los op:
2(a - 4) = 20

Slide 21 - Tekstslide

Aanpak:

1.

2.

3.

4.




Los op:
50 - 8p = 18 

Slide 22 - Tekstslide

Aanpak:

1.

2.

3.

4.

5.




Los op:
 - 6p - p + 12= -23 

Slide 23 - Tekstslide

Aanpak:

1.

2.

3.

4.

5.




Los op:
 6(p + 7) = -24 

Slide 24 - Tekstslide

19.5 maken (30 t/m 37)
klaar dan  o34 of u9

Slide 25 - Tekstslide

Los deze vergelijking op met bordjes:
20a + 40 = 840

Slide 26 - Open vraag

Los deze vergelijking op met bordjes:
2a - 16 = 24
A
4
B
20
C
2
D
40

Slide 27 - Quizvraag

Los deze vergelijking op met bordjes:
14h - 17 = -31
A
h = 1
B
h = -14
C
h = -1
D
h = 48

Slide 28 - Quizvraag

Los op:
12 -10 = -c +4 +1,5c
A
-4
B
4
C
-0,25
D
1,25

Slide 29 - Quizvraag

Maak de volgende formule korter.
bedrag=aantal uur x 0,50 + 50

Slide 30 - Open vraag

Schrijf de volgende formule korter.
h = -2p + 13 - 5p - 10 - p + 12p

Slide 31 - Open vraag

klaar!

Slide 32 - Tekstslide

Lesdoel?
De Computerspecialist komt thuis langs om een storing te verhelpen. De kosten worden berekend met de formule 
k = 60a + 40 
Hier is a de gewerkte tijd in uren en k de kosten in euro's. 
Het verhelpen van een storing kost € 310,-. 
Geef de vergelijking die hierbij hoort en los hem op. Controleer je antwoord.

Slide 33 - Tekstslide

Los de volgende vergelijking op. Sleep de stappen in de juiste volgorde 
1
2
3
4
k = 19
2k = 38
2k + 8 = 46
.... + 8 = 46

Slide 34 - Sleepvraag

Maak de volgende formule korter.
1. p = 3a - 4 - a + 6
2. q = 12 - 4 x b + 6 + 3 x b

Slide 35 - Open vraag

Gegeven is de formule:
5(n - 12) = a

Bereken a als n = 6
A
56 - 12 = 44
B
5 - 12 = -7x6 = -42
C
5x(6 - 12) = -30
D
5x6 - 12 = 30 -12 = 18

Slide 36 - Quizvraag

De kosten van een rit met een taxi kunnen worden berekend met de formule : k = 15 + 0,25(a - 7)
k stelt de kosten in euro's en a aantal gereden km.
Bereken wat een rit van 17 km kost.
A
152,5
B
17,5
C
40
D
11,25

Slide 37 - Quizvraag

Los de volgende vergelijking op met bordjes:
-20 + 4 x p = -30

Slide 38 - Open vraag

Los deze vergelijking op met bordjes:
9t - 10t + 10 = 1

Slide 39 - Open vraag

Weektaak:
maak de opdrachten van de weektaak

Slide 40 - Tekstslide