hoofdletters, leestekens

Nederlands - Taalverzorging

Hoofdletters en leestekens
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands - Taalverzorging

Hoofdletters en leestekens

Slide 1 - Tekstslide

Welke regel(s) over hoofdletters en punten ken je al?



Slide 2 - Open vraag

Hoofdletters gebruik je bij

Hoofdletter komt altijd aan het begin van de zin. Een punt komt altijd aan het einde van een zin. --> Morgen gaan we naar een feest van een vriend.

 
Uitzonderingen geen hoofdletter begin zin
  • als de zin begint met een cijfer of getal
       100 meter verderop is een tankstation.
  • 's of 't aan begin van zin: dan hoofdletter bij tweede letter
       's Nachts droom ik dat ik op een mooi eiland ben met zon en zee.






Slide 3 - Tekstslide

Hoofdletters  gebruik je bij

Eigennamen of afgeleiden

  • personen                   : Max, Lisa
  • naam organisatie MBO Den Bosch
  • aardrijkskunde       :  Alpen, Rusland, Turkse pizza
  • merknamen             :  Adidas, Mac Donalds
  • boek/film/tv-serie : Spijt, Home Alone















Slide 4 - Tekstslide

Hoofdletters  gebruik je bij

Voor feestdagen en historische gebeurtenissen


  • feestdagen               : Kerstmis, Suikerfeest, Koningsdag
  • historische gebeurtenissen: Tweede Wereldoorlog















Slide 5 - Tekstslide

Hoofdletters  gebruik je bij

Aan het begin van een citaat


  • De verslaggever riep: 'Het is een chaos op de Dam!'















Slide 6 - Tekstslide

Hoofdletters  gebruik je NIET bij

Uitzonderingen: geen hoofletter eigennamen

  •  stromingen en afgeleiden    :  christendom, islam, kerstvakantie
  •  windstreken                                 : oosten, westen, zuidoosten
  •  historische perioden                : prehistorie,  middeleeuwen
  • functiebenamingen en titels : minister-president















Slide 7 - Tekstslide

Hoofdletters  gebruik je NIET bij
Als de zin begint met een cijfer
  • 6 leerlingen uit de klas waren vorige week naar Duitsland.
Als de zin begint met een apostrof
  • 's Zomers ga ik altijd op vakantie naar Italië.

Slide 8 - Tekstslide

Hoofdletters  gebruik je NIET bij
Als de verwijzing naar een eigennaam of aardrijkskundige naam niet meer duidelijk is
  • Mijn opa heeft alzheimer, hij gedraagt zich soms als een kind.

Slide 9 - Tekstslide

Hoofdletters  gebruik je NIET bij
Bij merknamen die een eigen schrijfwijze hebben
  • eBay, iPad
Bij windstreken, tenzij er een gebied wordt aangeduid
  • De wind komt vandaag uit het noorden.
Maar wel:
  • Het Noorden werd jarenlang gevangen in een laag ijs.

Slide 10 - Tekstslide

Hoofdletters  gebruik je NIET bij
Bij het tussenvoegsel van namen wanneer de voornaam ook genoemd wordt.
Tiny de Vries
T. de Vries
Maar wel: 
Mevrouw De Vries

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

1. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletters en de punten.
A
de boom valt om
B
De boom valt om.
C
de boom valt om.
D
De boom valt om

Slide 13 - Quizvraag

2. Welke spelling is goed? Let op hoofdletters en de punten.
A
25 euro moest ik betalen voor dat T-shirt.
B
25 Euro moest ik betalen voor dat t-shirt.
C
25 Euro moest ik betalen voor dat t-shirt
D
25 euro moest ik betalen voor dat T-shirt

Slide 14 - Quizvraag

3. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletters en punten
A
'S Nachts zie je de maan het best.
B
'S nachts zie je de maan het best.
C
's nachts Zie je de maan het best.
D
's Nachts zie je de maan het best.

Slide 15 - Quizvraag

4. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter en punten.
A
'S-Hertogenbosch is de hoofdstad van Noord-Brabant.
B
's Hertogenbosch is de hoofdstad van Noord-Brabant
C
'S-Hertogenbosch is de hoofdstad van Noord-Brabant.
D
's-Hertogenbosch is de hoofdstad van Noord-Brabant.

Slide 16 - Quizvraag

5. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletters en leestekens.
A
Is jeroen vandaag ziek?
B
Is Jeroen vandaag ziek?
C
Is Jeroen ziek vandaag.
D
Is Jeroen ziek vandaag!

Slide 17 - Quizvraag

6. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletters en leestekens.
A
Vanavond eten we italiaanse salade met mozzarella.
B
Vanavond eten we Italiaanse salade met mozzarella.

Slide 18 - Quizvraag

7. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletters en leestekens.
A
De beste serie vind ik Game of Thrones.
B
De beste serie vind ik game of thrones!
C
De beste serie ik Game of thrones?
D
De beste serie vind ik game of Thrones.

Slide 19 - Quizvraag

8. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletters en leestekens.
A
Met pasen eten we bij mijn oma.
B
Met Pasen eten we bij mijn oma.
C
Met pasen eten we bij mijn oma?
D
Met Pasen eten we bij mijn Oma.

Slide 20 - Quizvraag

9. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
Zijn dat echte Nike-schoenen?
B
Zijn dat echte nike-schoenen?
C
Zijn dat echte nikeschoenen?
D
Zijn dat echte Nike schoenen!

Slide 21 - Quizvraag

10. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletters en leestekens.
A
Dat kasteel is gebouwd in de Middeleeuwen?
B
Dat kasteel is gebouwd in de Middeleeuwen.
C
Dat Kasteel is gebouwd in de Middeleeuwen
D
Dat kasteel is gebouwd in de middeleeuwen.

Slide 22 - Quizvraag

11. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletters en leestekens.
A
De zon komt op in het oosten en gaat onder in het westen?
B
De zon komt op in het Oosten en gaat onder in het Westen.
C
De zon komt op in het oosten en gaat onder in het westen.
D
De Zon komt op in het oosten, en gaat onder in het Westen

Slide 23 - Quizvraag

1. Zet de komma en punt op de juiste plek.

Vanmorgen was ik te laat doordat ik mij had verslapen

Slide 24 - Open vraag

3. Zet de komma en punt op de juiste plek.

Terwijl ik nog in bed lig staat mijn moeder al de was te strijken

Slide 25 - Open vraag

1. Kloppen de leestekens?
A
Sanne zegt: Mijn fiets staat nog op school.
B
Sanne zegt: 'Mijn fiets staat nog op school.'
C
Sanne zegt: 'Mijn fiets staat nog op school'
D
Sanne zegt 'Mijn fiets staat nog op school.'

Slide 26 - Quizvraag

2. Kloppen de leestekens?
A
Robin zei: 'Wie gaat er mee naar de Mac?'
B
Robin zei Wie gaat er mee naar de Mac?
C
Robin zei: Wie gaat er mee naar de Mac?
D
Robin zei 'Wie gaat er mee naar de Mac?'

Slide 27 - Quizvraag

3. Welke zinnen van Nielsons liedje 'IJskoud' zijn goed geciteerd?

A
Het is ijskoud. En je woorden maken wolkjes in de lucht.
B
'Het is ijskoud. En je woorden maken wolkjes in de lucht.'

Slide 28 - Quizvraag

1. Zet de hoofdletters en leestekens op de goede plek.

mijn vriendin vroeg ga je mee naar het feest vanavond

Slide 29 - Open vraag

2. Zet de hoofdletters en leestekens op de goede plek.

anne zei tegen mij dat ze niet meegaat naar het feest

Slide 30 - Open vraag

3. Zet de hoofdletters en leestekens op de goede plek.

mevrouw bos zei als je extra uitleg wilt kom dan om 15.00 uur nog even terug

Slide 31 - Open vraag

Ik heb de informatie uit deze les goed begrepen
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Poll

Aan het werk
Blok 3.9 
opdracht 6, 7, 8, 9 en 10
Test Jezelf
Gespeld.nl voor  meer werkwoordspelling

Slide 33 - Tekstslide