begrippen hoofdstuk 1

Voor het spel is een virtuele wereld gemaakt. Wat betekent 'virtueel'?
1 / 18
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Voor het spel is een virtuele wereld gemaakt. Wat betekent 'virtueel'?

Slide 1 - Open vraag

In de zomer liggen we massaal in de zon. Wat betekent 'massaal'?

Slide 2 - Open vraag

Wat betekent 'monitor'
A
klassenleraar
B
beeldscherm
C
eentonig
D
tijdelijk

Slide 3 - Quizvraag

Wat betekent 'universeel'?
A
met een diploma van een universiteit
B
makkelijk aan te passen
C
wat alleen digitaal bestaat
D
over de hele wereld hetzelfde

Slide 4 - Quizvraag

Welke woorden hebben een voorvoegsel dat iets zegt over de betekenis van het woord?
hergebruiken
beloven
wanorde
verbouwen
verklaren

Slide 5 - Sleepvraag

Maak een zin met de woorden
helpdesk - registreren

Slide 6 - Open vraag

Maak een zin met het woord 'voorlopig'. Uit de zin moet blijken dat je weet, wat dit woord betekent.

Slide 7 - Open vraag

Ik (beloven) ........ je te komen.
A
beloofdt
B
belov
C
beloof
D
belooft

Slide 8 - Quizvraag

(werken).......je daar al lang?
A
werkt
B
werken
C
werkd
D
werk

Slide 9 - Quizvraag

Ik (branden) ........ daar mijn vingers niet aan!
A
brand
B
brant
C
brandt

Slide 10 - Quizvraag

Wat (vinden)...... je hier van?
A
vindt
B
vind
C
vint

Slide 11 - Quizvraag

De auto (starten)....... niet.
A
startt
B
start
C
stardt

Slide 12 - Quizvraag

De docent (beantwoorden)..... de vragen.
A
beantwoort
B
beantwoord
C
beantwoordt

Slide 13 - Quizvraag

Hij (houden)...... niet van spaghetti.
A
houd
B
hout
C
houdt

Slide 14 - Quizvraag

Waar (houden) ....... jij eigenlijk van?
A
houd
B
houdt
C
hout

Slide 15 - Quizvraag

Een zin in de directe rede begint altijd met een
A
dubbele punt
B
aanhalingsteken
C
kleine letter

Slide 16 - Quizvraag

Zet de leestekens en hoofdletters goed:
ze juichte we zijn kampioen

Slide 17 - Open vraag

Zet de leestekens en hoofdletters op de juiste plaats:
sanne vroeg aan mij heb je je pijn gedaan esther

Slide 18 - Open vraag