Oefentoets hoofdstuk 1

Wat is een synoniem?
1 / 12
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Wat is een synoniem?

Slide 1 - Open vraag

Wat betekent:
essentieel
A
specifiek
B
saai
C
belangrijk
D
rijk

Slide 2 - Quizvraag

Wat betekent:
ordinair
A
gewoon
B
belangrijk
C
bijzonder
D
tijdens

Slide 3 - Quizvraag

Welk woord past in de zin:
De toverspreuken van Harry Potter zijn ... op Latijnse woorden
A
eentonig
B
essentieel
C
exclusief
D
gebaseerd

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde uit de volgende zin:
Lotte gaat vanaf zaterdag werken bij de bakker.
A
Lotte
B
Gaat
C
Gaat werken
D
Werken

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het onderwerp uit de volgende zin:
Achter de sporthal zijn in de herfstvakantie twee sportvelden gemaakt.
A
Achter de sporthal
B
In de herfstvakantie
C
Zijn gemaakt
D
Twee sportvelden

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in de zin:
De overvallers zouden de kluis met een hamer geopend hebben.


A
De overvallers
B
De kluis
C
Een hamer
D
Geopend

Slide 7 - Quizvraag

Welk woord schrijf je met een hoofdletter?
A
koningsdag
B
oosten
C
lente
D
basisschool

Slide 8 - Quizvraag

Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet. Kies uit: punt, komma, dubbele punt, vraagteken, aanhalingstekens.
Welk gerecht smaakt het best couscous risotto bulgur of falafel

Slide 9 - Open vraag

Welk woord is juist gespeld?
A
onbeschrijflijk
B
onbeschrijvelijk

Slide 10 - Quizvraag

Welk woord is juist gespeld?
A
Lichaamlijk
B
lichamelijk

Slide 11 - Quizvraag

Oefentoets maken 
Maak de oefentoets in de digitale omgeving. 
Volgende week toets 

Slide 12 - Tekstslide