In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
Wat is een synoniem?
Slide 1 - Open vraag
Wat betekent: essentieel
A
specifiek
B
saai
C
belangrijk
D
rijk
Slide 2 - Quizvraag
Wat betekent: ordinair
A
gewoon
B
belangrijk
C
bijzonder
D
tijdens
Slide 3 - Quizvraag
Welk woord past in de zin: De toverspreuken van Harry Potter zijn ... op Latijnse woorden
A
eentonig
B
essentieel
C
exclusief
D
gebaseerd
Slide 4 - Quizvraag
Wat is het werkwoordelijk gezegde uit de volgende zin: Lotte gaat vanaf zaterdag werken bij de bakker.
A
Lotte
B
Gaat
C
Gaat werken
D
Werken
Slide 5 - Quizvraag
Wat is het onderwerp uit de volgende zin: Achter de sporthal zijn in de herfstvakantie twee sportvelden gemaakt.
A
Achter de sporthal
B
In de herfstvakantie
C
Zijn gemaakt
D
Twee sportvelden
Slide 6 - Quizvraag
Wat is het lijdend voorwerp in de zin: De overvallers zouden de kluis met een hamer geopend hebben.
A
De overvallers
B
De kluis
C
Een hamer
D
Geopend
Slide 7 - Quizvraag
Welk woord schrijf je met een hoofdletter?
A
koningsdag
B
oosten
C
lente
D
basisschool
Slide 8 - Quizvraag
Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet. Kies uit: punt, komma, dubbele punt, vraagteken, aanhalingstekens. Welk gerecht smaakt het best couscous risotto bulgur of falafel