1HAd grammatica bijwoordelijke bepaling

Grammatica 1 h/v 

Bijwoordelijke bepaling + herhaling grammatica
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Grammatica 1 h/v 

Bijwoordelijke bepaling + herhaling grammatica

Slide 1 - Tekstslide

- 10 minuten lezen in leesboek
- Nakijken opdrachten huiswerk
- Aantekening grammatica
- Maken huiswerkopdrachten

Slide 2 - Tekstslide

 10 minuten lezen in leesboek


timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Nakijken huiswerk


Slide 4 - Tekstslide

Stappenplan grammatica (1)
Stap 1: Zoek de persoonsvorm (pv)
Verander de zin van tijd, het woord dat verandert, is de pv. 
Onderstreep dit woord en zet er pv onder.

Stap 2: Zoek de andere werkwoord (inf of vd)
Infinitief: hele werkwoord als het niet de pv is.
Voltooid deelwoord: vorm van het werkwoord waarbij hebben/zijn in de zin staat en het ww. begint vaak met ge- of be-
Onderstreep deze ww. en zet de afkorting eronder.

Stap 3: Noteer het gezegde onder de zin
Alle werkwoorden van de zin en 'aan het' en 'te' als ze vlak voor een werkwoord staan.

Stap 4: Zet zinsdeelstrepen
1. Voor een achter de zin
2. Elke werkwoord een eigen zinsdeel (aan het en te mogen bij het werkwoord erbij)
3. Zo groot mogelijk deel van de zin dat je voor de pv kunt zetten.

Slide 5 - Tekstslide

Stappenplan grammatica (2)
Stap 5: Zoek het onderwerp (ow)
Stel de vraag: wie/wat + pv + rest gezegde?
Noteer OW onder het zinsdeel

Stap 6: Zoek het lijdend voorwerp (lv)
Stel de vraag: wie/wat + pv + ow + rest gezegde?
Let op: een lijdend voorwerp kan NOOIT met een voorzetsel beginnen
Noteer LV onder het zinsdeel

Stap 7: Zoek het meewerkend voorwerp (mv)
Stel de vraag: aan/voor + wie/wat + pv + ow  + lv + rest gezegde?
Let op: je moet 'aan' of 'voor' in de zin toe kunnen voegen of weg kunnen laten
Noteer MV onder het zinsdeel

Stap 8: Benoem de bijwoordelijke bepaling(en) (bwb)
Alles wat je nu nog niet benoemd hebt, is een bijwoordelijke bepaling. Je kunt dus meerdere bijwoordelijke bepalingen in een zin hebben. Een bwb geeft vaak een tijd/plaats/manier waarop etc. aan.
Noteer BWB onder het zinsdeel / de zinsdelen

Slide 6 - Tekstslide

Deze zin heeft twee bijwoordelijke bepalingen:

Gisterochtend heeft hij mijn auto naar de garage gebracht.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de bijwoordelijke bepaling van deze zin?

Ik geef het speelgoed aan het kindje.
A
Ik
B
aan het kindje
C
het speelgoed
D
er is geen bwb

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de bijwoordelijke bepaling in de volgende zin?

De gemaakte opgaven gaf hij vorige week aan de docent.
A
De gemaakte opgaven
B
hij
C
aan de docent
D
vorige week

Slide 9 - Quizvraag

De volgende zin heeft drie bijwoordelijke bepalingen.

Wie van jullie heeft die nieuwe serie
gisteren niet gekeken?
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Aan de slag....
 

Maak opdracht  35 en 37 
van het grammaticaboekje.



Slide 11 - Tekstslide

Bedankt voor
je aandacht!

Slide 12 - Tekstslide