week 5 en 6

les 5

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
zorgMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

les 5

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Toiletgang

Ondersteunen bij toiletgang

Slide 2 - Tekstslide

toiletgang
Regelmatig help je cliënten bij de toiletgang. Bij sommige cliënten loop je mee naar het toilet en laat je hen hun gang gaan. Andere cliënten geef je meer hulp. Ook krijg je te maken met cliënten die incontinentiematerialen gebruiken. Als helpende probeer je problemen bij de toiletgang te voorkomen.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

Laat de cliënt weer zoveel mogelijk zelf doen!!!

Slide 5 - Tekstslide

Incontinentie
Bij incontinentie is het goed om na te gaan wanneer het probleem zich voordoet. Kan een cliënt ’s nachts niet snel genoeg bij het toilet komen, doordat dit op een andere verdieping is, dan kan een postoel een goede oplossing zijn. De cliënt kan dan zelf de toiletgang zonder hulp doen

Slide 6 - Tekstslide

Hulpmiddelen toiletgang
- Verhoogt toilet
- bengels --> let op neem nooit beugels met zuignap

De ergotherapeut kan adviseren en helpen met aanvraag

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Toiletgang op bed
Po / ondersteek / urinaal

Slide 9 - Tekstslide

Po stoel
Iemand die geopereerd is aan een knie of heup kan een postoel ook tijdelijk gebruiken. Bijvoorbeeld omdat er geen toilet is op de verdieping waar de slaapkamer is.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

urinaal
Een urinaal is een soort fles die mannen in bed kunnen gebruiken om te plassen. Het urinaal heeft een platte kant, zodat deze in bed goed kan liggen.
Overleg met de cliënt welke hulp hij nodig heeft. De ene cliënt heeft alleen hulp nodig bij de kleding, de ander bij alle handelingen.
Er bestaat ook een urinaal voor vrouwen. Deze is in vorm iets anders, maar de werkwijze is verder hetzelfde.

Slide 12 - Tekstslide

Po / ondersteek
Een po of ondersteek gebruik je voor de ontlasting van cliënten die op bed liggen. Ook is deze geschikt voor urine bij vrouwen.
Kan een cliënt wel zitten, help de cliënt dan – eventueel samen met een collega – overeind en zet de cliënt op de po. Zorg dat de cliënt zo stevig mogelijk kan zitten.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Link

Obstipatie
Obstipatie noem je ook wel verstopping of constipatie. Het gaat dan om verstopping van de darmen.
Een normale stoelgang (ontlasting) is van persoon tot persoon verschillend. De een gaat dagelijks op een vaste tijd. Voor de ander is dit een paar keer per dag of per week. Van obstipatie is sprake als deze symptomen zich langer dan drie maanden voorkomen:

Het kost veel moeite om te ontlasten (bijvoorbeeld persen en een vervelend gevoel).
De ontlasting is hard en droog (keutels).
De cliënt heeft zelf het gevoel dat niet alle ontlasting eruit komt.
De stoelgang is minder dan twee keer per week.

Slide 15 - Tekstslide

oorzaken
Obstipatie kan verschillende oorzaken hebben, zoals: te weinig drinken, ziekte, zwangerschap, medicijngebruik, ander eten.


Slide 16 - Tekstslide

Als je weleens last hebt gehad van obstipatie, dan weet je dat dit niet prettig voelt. Over het algemeen voel je je wat opgeblazen.
Obstipatie kan complicaties met zich meebrengen. Complicaties kunnen zijn:
- Door het harde persen kunnen aambeien ontstaan. Een aambei is een spatader bij de anus. Ook kan een uitstulping van de darm ontstaan. Een stukje van de darm komt dan naar buiten.
- Door ernstige obstipatie kan een darmafsluiting ontstaan. De cliënt heeft dan langere tijd geen ontlasting en veel pijn in de buik. Medisch ingrijpen is dan noodzakelijk.
- Langs de harde ontlasting lekt waterige diarree. Dit heet overloopdiarree. Hierdoor kun je denken dat de cliënt diarree heeft, terwijl er juist sprake is van obstipatie. Als de cliënt eerst een paar dagen geen ontlasting heeft en dan opeens diarree, meld je dit direct bij je leidinggevende.

Slide 17 - Tekstslide

Aandachtspunten voor helpende: 

Wanneer een cliënt last heeft van obstipatie, let er dan op dat de cliënt niet te lang blijft ‘proberen’. Veel persen kan juist tot problemen leiden.
Stel de cliënt op zijn gemak.
Zorg ervoor dat de cliënt voldoende drinkt.
Zorg ervoor dat de cliënt voldoende vezelrijk eet.
Zorg ervoor dat de cliënt naar het toilet gaat als hij aandrang voelt.
Het kan helpen om naar voren en naar achter te schuiven op het toilet.
Ook kan het helpen om de cliënt een ballon op te laten blazen als hij op het toilet zit. De buikspieren spannen zich dan aan.

Slide 18 - Tekstslide

Vezels
In welke les hebben wij het gehad over vezels?

Slide 19 - Tekstslide

Waar zitten vezels in?

Slide 20 - Woordweb

Slide 21 - Tekstslide

Smetten
Doordat de huid niet goed schoon is gemaakt of langdurig met vocht in aanraking komt, kunnen smetplekken ontstaan. Oorzaken kunnen zijn:

De cliënt maakt zichzelf niet meer goed schoon.
De cliënt heeft een vorm van incontinentie.
Als helpende let je bij het helpen van een cliënt bij de stoelgang op smetplekken. Je zorgt ervoor dat iemand goed droog is. Als je smetplekken ziet, dan zorg je voor een goede behandeling.

Slide 22 - Tekstslide

Vallen
Maatregelen om vallen te voorkomen kunnen zijn:

beugels in het toilet waaraan de cliënt zich kan vasthouden
goede verlichting
bespreken met de cliënt om ook ’s nachts goede schoenen aan te doen
eventueel voor ’s nachts een postoel naast het bed gebruiken
kleedjes en overbodige losliggende spullen in het toilet weghalen.

Slide 23 - Tekstslide

Incontinentie
Incontinentie betekent: het niet goed meer op kunnen houden van urine en/of ontlasting.

Bij urine-incontinentie is de controle over de spier van de blaas niet (meer) goed. Dit kan verschillende oorzaken hebben.
Er kan in het algemeen een verslapping zijn van de spieren. Daarnaast kan er een probleem zijn met de zenuwen, waardoor de controle minder is.
Ook kan iemand door een dwarslaesie (breuk in het ruggenmerg) incontinent zijn geraakt.
Een andere vorm van urine-incontinentie is het bedplassen bij kinderen. Dit kan allerlei oorzaken hebben.

Slide 24 - Tekstslide

Incontinentie kan voorkomen op alle leeftijden. Soms is het aangeboren, soms komt het door een ziekte of beperking die later in het leven optreedt.

Slide 25 - Tekstslide

Incontinentie verpleegkundige
Een incontinentieverpleegkundige gaat met een cliënt na wat precies het probleem is. Daarna kan er gericht advies gegeven worden voor het gebruik van incontinentiematerialen.

Er kunnen verschillende factoren zijn waardoor een cliënt incontinent is. Deze factoren kunnen elkaar beïnvloeden.

Slide 26 - Tekstslide

Incontinentie materiaal
Er zijn verschillende incontinentiematerialen. De keuze voor een materiaal is afhankelijk van de vragen:

Hoeveel en hoe vaak heeft de cliënt last van incontinentie?
Hoe actief is de cliënt?
Kan een cliënt zelf de materialen verwisselen of heeft de cliënt hulp nodig?

Slide 27 - Tekstslide

incontinentie materiaal soorten
De pant is een soort broekje waar de cliënt gewoon in en uit kan stappen. Het lijkt het op normaal ondergoed. Het is alleen wat dikker, doordat er materiaal in verwerkt is. De pant is vaak wat duurder, maar veel mensen vinden het een prettig materiaal, omdat dit het meest lijkt op ondergoed in een normale situatie.
Een slip lijkt het meest op de luier die voor kinderen gebruikt wordt. Door de plakstrips kan die prima aangepast worden aan de gewenste maat. Slips zijn goedkoper dan pants.
De flex is een slipachtig materiaal en is met name bedoeld voor mensen die zelf de luier niet kunnen verwisselen. De flex zul je dan ook veel tegenkomen in verpleegtehuizen. Zorgverleners kunnen de luier snel verwisselen.
Inleggers zijn stroken materiaal die goed vocht opnemen. Deze draagt de cliënt in goed aansluitend ondergoed of in een speciale fixatiebroek.

Slide 28 - Tekstslide

Uitscheidingslijst

Slide 29 - Tekstslide

Er zijn verschillende redenen om de uitscheiding van een cliënt bij te houden, zoals:

zicht krijgen op hoeveel vocht een cliënt binnenkrijgt en uitscheidt
zicht krijgen op hoe vaak iemand ontlasting heeft en hoe deze eruitziet
duidelijk krijgen op welke momenten een cliënt last heeft van urineverlies
duidelijk krijgen hoe vaak een cliënt last heeft van urineverlies.

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Maken
Maken in boom online
75, 77, 78, 79, 81
Opdracht 76 en 80 op school

Slide 32 - Tekstslide

Maken
Maak de opdrachten in Boom online
82, 83, 84, 85, 86, 87, 88, 89

Slide 33 - Tekstslide

Praktijk opdracht 1
Oefenen met toiletgang op toilet en postoel

Slide 34 - Tekstslide

Praktijkopdracht 2
Oefenen met toiletgang op bed

Slide 35 - Tekstslide

Praktijk opdracht 3
Steun koussen

Slide 36 - Tekstslide

Praktijk opdracht 4
Incontinentie materiaal aanbrengen

Slide 37 - Tekstslide